friesjournaal logo

Oud-masseur Ajax overleefde de oorlog in Friesland

AMSTERDAM – Daags na de spectaculaire 4-4 in de Arena tussen Ajax en Heerenveen moppert Salo Muller (83) nog een beetje over de uitslag, al gunt hij de Friezen het puntje wel. Heerenveen is zijn tweede favoriete club.

Kan ook niet anders, want van de acht onderduikplekken waar het Joodse jochie uit Amsterdam de oorlog doorbracht, waren de laatste drie in Friesland. Na de oorlog moest hij zelfs zijn moerstaal weer aanleren, zo ‘verfriest’ was hij. 

Dankzij Mullers’ niet aflatende doortastendheid maakte de Nederlandse Spoorwegen 75 jaar na dato een knieval. De maatschappij had in de oorlog dik verdiend aan de deportaties. Joden moesten nota bene zelf de kaartjes naar het doorgangskamp Westerbork betalen en voor het transport naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen stuurde de maatschappij facturen naar de bezetter. Hoe schrijnend. En dat terwijl alles van de Joden werd afgepakt. Hun huizen, banktegoeden (die werden opgeëist door de nazi-bank Lippmann Rosenthal waar Karl Mulisch, de vader van de auteur, leiding aan gaf), sieraden, inboedels en beleggingen. Aangekomen in de concentratiekampen moesten ze ook hun kleding en laatste persoonlijke spullen afstaan. Koffers en schoenen in Auschwitz zijn stille getuigen van de gang naar de totale ontering, de ondergang, de dood en de uitroeiing, de Shoah; een genocide van bijna zes miljoen Joden in Europa. De nazi’s haalden uit de vergaste en gecremeerde overschotten ook nog zilver en goud uit de gebitten. Zelfs voor de weinigen die de oorlog overleefden was het moeilijk om nog iets van hun bezit terug te krijgen; in hun huizen leefden anderen.

Hoe heeft dit allemaal kunnen gebeuren? Waarom zijn er niet meer Joden ontkomen aan de Duitsers? Al in de twintiger jaren repte Adolf Hitler van het uitroeien van de Joden, in 1935 werden de rassenwetten van Neurenberg aangenomen en toen al waren concentratiekampen gebouwd. De angst moet hen hebben lamgeslagen, vluchten kon na 1940 nauwelijks meer, het ongeloof overheerste, of men keek weg. De Duitsers werden trouwens geholpen door de Nederlandse bureaucratie en autoriteiten: een perfect geöliede burgerlijke stand, Ariërverklaringen, Jodensteruitgifte, politie, NS. Dit bedrijf kreeg nog een bedankbrief van Koningin Wilhelmina voor het draaiende houden van de economie…

Nergens in Europa werden Joden zo snel en efficiënt, en in relatief zo groten getale (negentig procent, ruim 100.000) afgevoerd als in Nederland. Nu waren ze met 80.000 van de 140.000 in ons land ook wel erg geconcentreerd in Amsterdam.

Compensatie

Salo Muller haalde het nieuws toen hij NS na jaren zo ver kreeg dat excuses werden gemaakt voor het oorlogsverleden en dat een onderzoek wordt gedaan naar het compenseren van gedeporteerden die teruggekomen zijn en hun kinderen. Veel zijn dat er niet, want de families zijn gemarginaliseerd. Niet zelden vormen eenlingen als Muller ‘de rest’ van de familie. Gezien de vergevorderde leeftijd van de slachtoffers – de volwassenen van toen lopen tegen de honderd en de kinderen zijn ouder dan tachtig – is haast in deze zaak geboden. 

Twee brieven schreef Muller aan president-directeur Roger van Boxtel van NS. Ze bleven onbeantwoord. 

Muller: ‘Na de derde kreeg ik bericht van de afdeling klantenservice. Ik werd boos. Ik had toch niet mijn telefoon in de trein laten liggen? Toen besefte ik dat Van Boxtel oud-bestuurslid van Ajax was en vroeg ik bij de club om zijn 06-nummer. Was geen probleem. Ik hem bellen. Ken je me?, vroeg ik hem. Natuurlijk, zei hij, jij behoort tot mijn iconen. Heb je mijn brieven niet gelezen?, zei ik. Bleek niet het geval en hij beloofde ze te lezen en terug te bellen. Onderwijl kreeg ik contact met Karel Ornstein van Nieuwsuur. Van Boxtel zag dat ik daar mijn verhaal deed en nam contact met me op. Lees eerst mijn boek, zei ik. Daarna kreeg ik een uitnodiging van hem om te komen praten. Het was een goed gesprek en we mochten een tweede keer komen. Vol goede moed ging ik weer naar hem toe, maar het werd een teleurstelling. Ik heb een nare mededeling voor je, zei hij, we kunnen niet overgaan tot uitkeren. Potverdorie, dacht ik, ik accepteer geen nee. Nee is bij mij misschien en misschien is ja. Toen heb ik een advocaat in de arm genomen, Liesbeth Zegveld. Met giften van anderen kon ik haar honorarium betalen. We gaan de strijd aan, zei ze. De zaak werd op de spits gedreven: óf weer op gesprek, óf naar de rechter. Wij nogmaals bij Van Boxtel op bezoek. Liesbeth zei: jij doet het woord, ik zeg niks. Nieuwsuur mocht mee. Met de tv erbij schatte ik de kans op een toezegging hoger in. Nog maar net binnen zei Van Boxtel tegen mij: je denkt toch niet dat ik met Salo Muller voor de rechter ga staan? Ze wilden over de brug komen. Ik schoot vol. Enfin, op voorstel van Van Boxtel is in januari een commissie geïnstalleerd die zich over de hoogte van de uitkering buigt. Ik wilde beslist een vrouw in de commissie en NS droeg oud-burgemeester Job Cohen voor als voorzitter.’ 

De andere leden zijn allen vrouwen: bestuurskundige Ellen van der Waerden, juriste Lilian GonValves en advocate Eva van Ingen. Op juridische gronden valt er geen genoegdoening meer te halen, op morele gronden uiteraard wel.

Opgepakt

Het relaas van Muller over de vernedering en de vernietiging van de Joden, en over zijn ervaringen en familietrauma, gaat elk voorstellings- en bevattingsvermogen te boven.

Hij vertelt: ‘Het was eind november 1942. Ik was door mijn moeder naar school gebracht. “Tot vanavond en lief zijn, hoor!”, zei ze. Tijdens de les werd ik door onze bovenbuurman van school gehaald en naar mijn oom Louis en tante Ju gebracht. Mijn vader en moeder waren bij een razzia opgepakt en naar de verzamelplaats, de leeggeruimde Hollandsche Schouwburg gebracht. Ook bij mijn oom en tante werd aangebeld. Ze hadden een medische verklaring vanwege de besmettelijke roodvonk van m’n nichtje Etty, die Tet werd genoemd en daarom lieten de Duitse soldaten hen thuis. Behalve mij, want ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en stak m’n hoofd buiten de deur. Mitkommen!, schreeuwden ze. Ze brachten me naar de Hollandsche Schouwburg en daar zag ik op het hoge podium mijn ouders. Ik wilde naar hen toe, maar dat mocht niet. Ik schreeuwde, huilde verschrikkelijk, was totaal overstuur. Nooit heb ik hen weer teruggezien en bleef jaren onwetend van hun lot.’

Dat werd begin 1943 transport naar Auschwitz, waar zijn moeder Lena Blitz en vader Louis Muller in februari en april van dat jaar werden vermoord. Pas in 1950 nam Salo daar kennis van (Ju gaf de hoop op terugkeer lange tijd niet op).

Muller werd overgebracht naar de crèche aan de Plantage Middenlaan aan de overkant van de schouwburg. Na vier dagen werd hij ‘bevrijd’. Walter Süskind, die vanwege het toenemend antisemitisme in Nazi-Duitsland in 1938 naar Nederland was gevlucht, werd na zijn ontslag (hij was Jood) als Duitssprekende belast met het beheer van de razziaverzamelplaats in de schouwburg. Daar wist hij zeker 600 Joodse kinderen uit de crèche naar onderduikadressen in Limburg, Drenthe en Friesland te smokkelen. 

Verraad

Verraad lag altijd op de loer. Mensen die Joden aangaven kregen zogeheten ‘kopgeld’ dat kon oplopen tot vier tientjes. Wat volgde voor Salo was een omzwerving. Lang niet alle adressen waren veilig of comfortabel door mishandeling door huisgenoten of door klikken. Zijn enige houvast was een houten speelgoedkonijn op wieltjes. Vertrouweling Piet Bosboom bracht hem tenslotte naar Friesland, in Drachtstercompagnie bij Onne en Antje Heddema vlak bij het beruchte Trimunt, een legerkamp c.q. radarpost van de Duitsers. Salo, die destijds Japje Mulderwerd genoemd (hij wist op een gegeven moment zijn eigen naam niet meer), werd verraden en men wist door wie. De betreffende boerenknecht werd voor zijn ogen met een hooivork doodgestoken. Nachten sliep hij niet. Verhuizen was noodzakelijk, naar de boerderij van de familie Hendrik en Anna Wiegersmai n Frieschepalen. Daar moest hij zich altijd onder de vloer verborgen houden, in de bedompte kou tussen de ratten en muizen die hem over het hele lichaam beten. Zijn astma en eczeem werden nog erger en hij zat onder de luizen. Toen twee Rotterdamse jongens, die op hetzelfde adres ondergedoken zaten, bij een inval op de vlucht sloegen moest ook Salo, amper acht jaar, weer weg. Ditmaal kreeg hij onderdak bij Pietje Heddema-Bos (‘beppe’ genoemd – haar kinderen Rein Heddema en Pytsje Nevels bleven goede vrienden van Salo) en Klaas Vellinga (‘omke’) in hun boerderijtje bij Ureterp. Daar was hij getuige van een fusillade van zestien verzetsmannen.

Na de oorlog werd de ernstig verzwakte en getraumatiseerde Salo naar Zwitserland gebracht om op te knappen. Eerst in Luzern (een strafexercitie), daarna in Davos. Leren ging eerst goed maar later moeizaam. Een studie geneeskunde zat er niet in. Salo zegde zijn mooie, commerciële baan bij een houthandel op en liet zich opleiden in de ‘heilgymnastiek’. 

Masseur

Het is een wonder dat Muller nog zo fit is, en mentaal zo sterk (‘Uit onderzoek is gebleken dat jongeren die een hele zware jeugd hebben gehad daar heel weerbaar uit kunnen komen’). Hij kwam goed terecht. Op eigen kracht; pillen en gesprekken met zielenknijpers stond hij niet toe. Muller werd vanaf 1959 masseur van Ajax. Samen met trainer Rinus Michels, die in 1965 de Ajacieden, met Johan CruyffPiet Keizer en Sjaak Swart als vedetten, onder zijn hoede nam, kneedde Muller letterlijk het beste team ter wereld. In 1972, na twee gewonnen Europa Cups, kreeg hij zijn congé. Muller werkte voor een habbekrats; omgerekend 2,34 gulden per uur (ruim € 1).

‘Ik had een wensenlijstje opgesteld dat door voorzitter Jaap van Praag als een eisenpakket werd beschouwd. Professionalisering van de verzorging zat er niet in en een bescheiden salarisverhoging ook al niet.’

Muller kon zijn koffers pakken… Door Van Praag, een Jood nota bene. 

‘Tien jaar ben ik niet bij de club geweest, tot Michels en Piet Keizer me overhaalden. Elke thuiswedstrijd zit ik op de tribune,’ zegt hij in zijn fraaie, moderne appartement aan de Willem van Weldammelaan in Buitenveldert dat hij bewoont met zijn vrouw Conny van der Sluis (ook haar familie werd uitgemoord), die hij ontmoette nadat zij vanuit haar toenmalige woonplaats Toronto een bezoek bracht aan een vriendin in Amsterdam. 

Zijn fysiotherapiepraktijk, die hij inmiddels heeft overgedaan, floreerde. De hele nationale topsport-, artiesten- en bestuurderswereld kreeg Muller over de vloer: Peter PostArd SchenkAnton GeesinkJohnny KraaijkampRijk de GooyerWim SonneveldJoop den Uyl en vele anderen. Een entourage die enorm contrasteert met de oorlogsellende die hij meemaakte.

Groeiend antisemitisme

In het naschrift van zijn boek wijst Muller op het toenemend antisemitisme, op mensen als oud-premier Dries van Agt die ongenuanceerde onzin over het Joods-Palestijnse conflict uitkraamt, en op de hysterische Gretta Duisenberg die Joden als oorlogsmisdadigers neerzet. Op de herdenkingen hoor je evenwel veel politiekcorrect geredeneer en worden zaken niet op z’n merites geduid. We hebben in de oorlog weggekeken, we voelden de gruwelijkheden aan maar we wilden ze niet weten, we waren meelopers en zelfs helpers. 

De weg naar Auschwitz was gebouwd op haat en geplaveid met onverschilligheid, schreef de Britse hoogleraar, historicus en onderzoeker van nazi-Duitsland Ian Kershaw

De Auschwitz-herdenking dit jaar (burgemeester Femke Halsema van Amsterdam sprak in opmerkelijk woordgebruik van het ‘verdrietige lot van de Joden’) werd verstoord, op het internet wemelt het van onverbloemd, rauw antisemitisme, scholen durven geen oorlogsgeschiedenis te onderwijzen en op straat intimideren allochtone jongeren Joden van wie velen niet meer herkenbaar in de openbaarheid durven te treden. Er zijn er al die vanuit keurige woonwijken emigreren, wat door de autoriteiten wordt gebagatelliseerd. Storend is ook dat de Holocaust bij van alles en nog wat wordt gehaald waardoor leed een inflatoir begrip wordt. Eveneens storend is het uitbaten van de Holocaust door politici om hun politieke denkbeelden kracht bij te zetten. In 2017 werden de ruiten van HaCarmelvan een Joodse restauranthouder ingegooid. Dat incident staat niet op zichzelf. Op 28 januari wordt bericht dat sluimerende Jodenhaat wereldwijd flink is toegenomen. Incidenten doen zich overal voor. Nog erger is dat we de schouders ophalen. Een gewenning aan discriminatie en geweld? Lichtpunt is dat politieke partijen in Amsterdam een excursie naar Herinneringscentrum Westerbork voor basisschoolleerlingen verplicht willen stellen. Nog beter is het dat alle scholen dat gewoon op eigen initiatief doen. Dat is een geschiedenisles die je niet vergeet. En hoor anders het verhaal van Salo Muller aan of lees zijn boek:Tot vanavond en lief zijn, hoor!

Partners