‘Jammer als topstukken uit de provincie verdwijnen’
SNEEK – Machiel Dijkstra heeft voor deze ontmoeting afgesproken in de Friese Scheepskamer, gevestigd in een historisch pand op de hoek van het Grootzand en het Hoogend in Sneek. Het pand is eigendom van Oud Sneek. Sinds voorjaar 2018 huurt Dijkstra het pand en stelt hij het open ter bezichtiging. Als liefhebber van historie heeft hij het interieur aangekleed met nautisch antiek. Tevens fungeert de ruimte als kantoor en wacht- en ticketruimte voor de rondvaarten die hij met vier historische schepen organiseert: een beurtscheepje, een oude blusboot, een antieke motorschuit en een stoomboot uit 1910. Het beurtscheepje kan door de ballast zelfs onder de 80 cm hoge Wilhelminabrug door en een rondje om de oude binnenstad varen. Deze nevenactiviteit past goed bij de man die samen met zijn vrouw Simone veilinghuis Âld Fryslân (voorheen Baerveldt) in IJlst runt en waar elk kwartaal een veiling wordt gehouden voor kavels van minimaal 75 euro. Ze wonen naast het bedrijfsgebouw.
Wat waren jouw plannen toen je 18 was?
‘Ik had geen route uitgestippeld. Toen ik achttien was leefde ik als een doedelzak. Als je er in kneep kwam er muziek uit. Wij waren altijd op het water te vinden. Ik voer op alles, het maakte niet uit wat, al was het een opblaaskano. Eigenlijk wist ik maar één ding en dat was dat ik voor mezelf wilde beginnen. Ik wilde de handel in. Inkopen en verkopen. Hoe en wat, daar had ik nog geen idee van. Niet dat ik het handelsbloed van mijn ouders heb. Vader was drukker en werkte onder andere bij Flach, de Handelsdrukkerij van 1874 en De Vries vouwkartonnage. Hij was een vakman die als geen ander de machines aan de praat wist te houden. Ik ben geboren en getogen in Sneek en bezocht daar de christelijke scholengemeenschap W.G. Baarda. Dat ik naar deze school ging was geen toeval. Ik ben gelovig opgevoed en een trouw bezoeker van de Nieuw-Apostolische kerk. Na de middelbare school heb ik detailhandelskennis gedaan omdat ik met dit diploma mij als zelfstandig ondernemer kon vestigen. Omwille van branchedifferentiatie deed ik modespecialisatie erbij. Ik rolde al tijdens mijn opleiding in het werk toen een vriend vroeg of ik in de Noordoostpolder bij een juwelierszaak wilde werken. Ik mocht groothandelsactiviteiten doen en in de winkel staan. Kon ik mooi de kat uit de boom kijken en ervaring opdoen. Zo legde ik de basis voor mijn zakelijk bestaan.’
Wat is er van terechtgekomen?
‘Ik nam een juwelierszaak in Sneek over en later eentje in Heerenveen. Al gauw deed ik gebruikte sieraden er bij. Daar bleek een markt voor te zijn. Zo ben ik eigenlijk als vanzelf in de veilingwereld terechtgekomen, want van het een kwam het ander. Voor een gouden Friese art deco-ring kreeg ik in Amsterdam zomaar dertig procent meer dan hier, terwijl ik daar een Fries schilderij vaak voor de helft minder kon kopen als wat in onze provincie werd gevraagd. Deze handel nam me zozeer in beslag dat ik beide zaken van de hand deed. Eerst Sneek, daarna Heerenveen. Mooi op tijd want tien jaar geleden waren er in ons land 2.600 juweliers en nu nog 600. Veertien jaar geleden ben ik het veilinghuis begonnen in het vroegere garagepand van Prakken achter het Ouwe Vat. Na een jaar was die behuizing al te krap. Collega Jaap van der Meulen kende ik toen al. Hij had Baerveldt overgenomen. Veilen vond hij prachtig maar alle business eromheen minder. Hij wilde dus wel aan mij verkopen. Dat heeft vier jaar geduurd want toen pas was de prijs op te brengen.Frederik Baerveldt was een begrip. Er zijn nog steeds mensen die mij met meneer Baerveldt aanspreken. Ik heb nog wel eens contact met hem. Ik kan voor een advies altijd bij hem terecht. Baerveldt is een wandelende encyclopedie als het om Fries zilver gaat en dat is een heel belangrijk item voor ons veilinghuis. Het is jammer dat er steeds meer topstukken uit onze provincie verdwijnen. Maar ja, de hele wereld is via internet de markt geworden. Zo zijn laatst vier antiekzilveren brandenwijnkommen waar je bij een geboorte boerenjongens uit at, naar New York gegaan. Gelukkig blijven sommige bijzondere dingen hier, zoals het zilveren knottenverlovingskistje dat door het Fries Scheepvaartmuseum is aangekocht. Zo’n bestemming geeft me een kick. Veilen is niet alleen m’n vak, maar ook m’n liefhebberij. Ik ben nieuwsgierig, vind het spannend om te ontdekken. Het gaat me niet alleen om de verdiensten als ik iets mooi vind. Als ik er zelf een bestemming voor heb, zoals voor de Scheepskamer of het authentieke, 18e-eeuwse kapiteinshuis aan een glop in Woudsend dat ik heb gekocht en dat één van de slechts drie rijksmonumenten is die er sinds 2012 zijn bijgekomen, dan voeg ik het stuk graag toe aan mijn collectie. Zeker als het in een interieur past. Kijk, de een steekt z’n geld in een pensioenpot en anderen zoals ik doen er wat mij. Ik wil er nu het plezier aan beleven. Het mooie aan veilen is de marktwerking en het bijeenbrengen van aanbieder en koper. In een programma als Tussen Kunst & Kitsch, wat amusement is maar wel bijdraagt aan de popularisatie van mijn vak, wordt regelmatig sky-high getaxeerd. Maar de werkelijke waarde is dat natuurlijk lang niet altijd. Je moet mensen hebben die het willen kopen. Meneer Emiel Aardewerk die in dat programma zilver taxeert, heeft ook een antiquariaat annex designwinkel. Hij gaat derhalve niet zuinig taxeren. Het is trouwens jammer dat lang niet iedereen de blijvende waarde van spullen doorziet. Bij de inrichting van hun huis ligt de focus vaak op een paar potten verf en een bank. Die kun je meestal in no-time naar nul afschrijven. Antiek of design daarentegen zijn waardevaster. Ik ben altijd bezig met historie. Is het niet in mijn werk, dan wel in mijn hobby’s of bestuurswerk, zoals dat van de stichting Houtstad IJlst, een prachtig nieuw museum en een verrijking voor Friesland. Het Woudsender kapiteinshuis met tegelwanden, bedsteden en houtsnijwerk laat zien hoe er destijds door de meer welvarende klasse gewoond werd, is totaal gerestaureerd en trekt bijvoorbeeld belangstelling van mensen die met het werkpaleis van de koning bezig zijn. Komen ze naar Woudsend om de kunst af te kijken. Dàt is inspirerend. Aan het huis is door een zeilmaker later een tweede woning aangebouwd en hoort bij het geheel. Het is de bedoeling dat we dat via restaurant ’t Ponkje als B&B gaan verhuren in het kader van historisch overnachten. Hoop ik nog wat terug te zien van de investeringen, want een rijksmonument verschaft nauwelijks privileges. Dat houdt wel op met een belastingvoordeel op onderhoud en kunnen lenen tegen anderhalf procent. Ik overweeg ook de verdieping van de Scheepskamer te verhuren. Maar nogmaals: geld is niet de drijfveer. Ik wil gewoon dat ons historisch erfgoed niet wordt verkwanseld. Als je ook ziet hoe dynamisch deze plek in Sneek altijd is geweest. Dat lees je nog af aan de vele oude panden die hier bewaard zijn gebleven.’