VEENKLOOSTER – De presentatie van ‘Fogelsangh State, van kloostertuin tot landschapspark’, vervat in een boek met die naam, kon geen statiger karakter krijgen dan in de museale eetzaal van het aloude landgoed. Commissaris Arno Brok kreeg het eerste exemplaar overhandigd.
Fogelsangh State en het Veenkloosterbos zijn hiermee op de kaart gezet, zo oordeelde hij over het relatief onbekende, maar een van de mooiste parken van Friesland. Het boek, samengesteld door landschapsarchitecte Els van der Laan en haar collega Willemieke Ottens van het Sneker bureau Noordpeil, bevat veel details over de aanleg van het Veenkloosterbos. Er kwam volgens Van der Laan wel enige fantasie aan te pas om het geheel tot in detail uit te werken. Nu dat uiteindelijk goed is geslaagd, denkt zij dat de Leeuwarder Prinsentuin zich ook wel leent voor een dergelijke beschrijving.
Het ruim 40 hectare grote Veenkloosterbos is vanaf de vroege 19e eeuw omgevormd tot een landschapspark met een uitgestrekt stelsel van paden, waterpartijen en tuinsieraden zoals een zeldzame driepuntsbrug, een ijskelder en een theepaviljoen op de 30 meter hoge Modderberg. Behalve de bekende tuinarchitecten Lucas Pieters Roodbaard en Gerrit Vlaskamp sr. en jr.leverde ook de kwekersfamilie Bosgraindertijd een bijdrage aan de realisering van het romantische geheel.
Wie dat voldoening schenkt is de eigenaresse Kyra Livia, barones van Harinxma thoe Slooten(80) die met haar man Freddy de Marchant 'd Assembourg (84) in Harinxmastate Beetsterzwaag woont.
‘Je ziet door de bomen het bos haast niet meer,’ zo liet hij zich toepasselijk ontvallen bij de presentatie van het boek. Hun in Brussel wonende dochter Anastasia de Guerreis voorzitter van de stichting die financiële medewerking kreeg van een tiental Friese fondsen om de geschiedenis voorgoed in een boek vast te leggen.
Anastasia: ‘Ik heb opgediept dat er in 1850 21.000 iepen zijn geplant voor de aanleg van het bos. Het toen en nu willen we symboliseren met het planten van een fladderiep; een soort waarvan de bedreigende iepensnuitkever de bladeren niet lust.’