LEEUWARDEN – Geen veemarkt meer in Leeuwarden, dat was een reëel doemscenario. Gelukkig kwam er redding. Uit de markt zelf. Tien jaar geleden werd de Stichting Veehandelcentrum Noord-Nederland (SVNN) – in de volksmond Veemarkt Leeuwarden – opgericht. Sindsdien zijn er één miljoen dieren verhandeld. Beide mijlpalen werden gevierd met een marktontbijt.
Aanleiding tot de oprichting was de MKZ-crisis in 2001 waarvan het gevolg was dat de regelgeving werd aangescherpt. Het werd verboden om dieren ‘voor het leven’ te verzamelen. Afvoer van vee naar melkveehouderij- en weidebedrijven werd eveneens verboden. Dit betekende dat alleen voor de slacht bestemde dieren mochten worden aangevoerd. De handel werd enorm beperkt.
Veemarkten stonden voor grote investeringen en de meesten (Leeuwarden, Groningen, Doetinchem, Leiden, Den Bosch en Zwolle) gingen dicht. Alleen Utrecht en Purmerend besloten door te gaan. De 20 particuliere verzamelcentra, veelal geëxploiteerd door veehandelaren, konden vanwege hun kleinere omvang met geringe investeringen wel aan de nieuwe regelgeving voldoen. Het aantal groeide dan ook tot ca. 60 op dit moment. Op deze centra is er maar één koper en de vrije handel dreigde dus te verdwijnen.
De veehandel werd gedwongen meer rechtstreeks te leveren aan slachterijen waarbij de kleinere de strijd in de economische disbalans dreigden te verliezen, terwijl juist die bereid waren een hogere prijs voor de gewenste kwaliteit te betalen. Hoe kreeg je bovendien de dieren op de juiste bestemming? Er ontstonden lange wachtrijen voor vleesveehouderijen en slachterijen, zonder selectie op soort, kwaliteit en gewicht. Importkalveren brachten daardoor veel meer geld op.
De veehandel was de kluts kwijt door het ontbreken van een referentiekader voor de waardebepaling van de dieren. De afdeling Friesland van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (NBHV) vond de situatie onwerkbaar en onderzocht, tegen de stroom in, de mogelijkheden om de exploitatie van de veemarkt, toen in handen van het FEC, over te nemen. Dat werd met hulp van verschillende partijen (o.a. de provincie, gemeente Leeuwarden, NBHV) een feit. Door de aanpassingen kreeg de veemarkt een exporterkenning en dat was de redding. Ondernemende veehandelaren zochten afzetkanalen in Duitsland en België. Zo ontstond er samen met de kleinere slachterijen handel en groeide de aanvoer. Dit trok de grotere slachterijen, die aanvankelijk dieren van de veemarkt weigerden. Toen in 2003 de mogelijkheid werd geboden om ook weer weidevee te verhandelen was dit een extra stimulans.
In 2011 is de regelgeving wéér aangescherpt zodat het verhandelen van weidevee praktisch onmogelijk is geworden. Weidebedrijven wijken uit naar naar het buitenland omdat import van deze dieren gek genoeg nauwelijks aan regels is gebonden. De veehandel hoopt dat de regels worden aangepast om, mede door het mogelijk maken van het verhandelen van weideschapen, de veemarkten optimaal kunnen functioneren.
Tien jaar na dato concludeert de SVNN dat het in standhouden van de veemarkten (Leeuwarden, Purmerend en Bunnik) een goede zaak is geweest. En zeg nou zelf: wat is Leeuwarden zonder veemarkt?