‘Een koe met veertienduizend kilo melk is duurzamer dan twee met zevenduizend’
DEVENTER – Honderd jaar geleden werd de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) opgericht. De voorgeschiedenis begon in Friesland waar dierenarts Johannes Plet de kat de bel aanbond. Hij zag niet alleen op boerenerven tbc-huisjes waar zieken lagen te kuren, maar ook op stal zag hij koeien die aan rundertuberculose leden, en aan mond- en klauwzeer en abortus bang. Een derde van de bedrijven had met deze veeziekten te maken. Er was dringend actie nodig.
Om die reden vatte het Fries Rundvee Stamboek ‘de tbc-koe bij de hoorns’ zoals Reimer Strikwerda het in zijn prachtige jubileumboek omschrijft. In 1918 werd Anne Veenbaas, veearts in Lemmer en Wolvega, benoemd als hygiëneconsulent en een jaar later werd de Gezondheidsdienst voor Dieren in Friesland opgericht met Veenbaas als eerste directeur. Na de oorlog kreeg elke provincie een eigen gezondheidsdienst. In de loop der jaren volgde fusie op fusie tot in 2001 één landelijke, zelfstandig opererende, private organisatie overbleef: GD (omzet € 60 miljoen) waarvan de aandelen in handen zijn van veehouderijorganisaties en worden beheerd door een stichting.
Wat nu nog ‘Fries’ is aan GD is dat de organisatie onder leiding staat van de uit Heerenveen afkomstige Ynte Schukken. Hij is daarnaast hoogleraar aan de universiteiten Wageningen en Utrecht. Gelegenheid om zo nu en dan Fries te spreken heeft Schukken wel. Zo zit schapenexpert Piet Vellema uit Hogebeintum in het management voor de sector ‘kleine herkauwers’. Verder zijn er onder de 500 medewerkers meer Friezen werkzaam op het hoofdkantoor in Deventer.
‘Dus ja, Fries spreken verleer ik niet,’ glimlacht Schukken (59), die al ruim veertig jaar buiten de provincie vertoeft. Voordat hij in 2013 bij GD kwam was hij hoogleraar epidemiologie en hoofd van het melkkwaliteitslaboratorium aan de Cornell University in de staat New York (1999-2013).
De belangstelling voor dieren was bij Schukken al vroeg gewekt: ‘Heit Albert was ook veearts en de meeste ooms en tantes waren boer en boerin. Ik ben tussen de koeien opgegroeid. Vaak ging ik mee de boer op. Toen ik diergeneeskunde studeerde plande mijn vader als het even kon de interessante gevallen in het weekend. Gingen wij met z’n tweeën onderzoek doen, of opereren. Als student was dat geweldig. Wat ik doordeweeks leerde bracht ik weekends in praktijk.’
Hij leerde de koeien kennen.
Aardig voor de dieren zijn, merkt een koe dat?
Schukken: ‘Jazeker! Koeien houden van schouderklopjes. Bij de ene boer komen de koeien op je af, bij de andere vliegen ze verschrikt weg. Heit waarschuwde me soms van tevoren. Hier moet je in de stal niks zeggen, zei hij dan als we het erf op reden, de koeien schrikken van alles. Op een ander bedrijf schalde de radio en was het in de stal een groot feest, ook voor de koeien.’
Bezoek van de Koning
Bij het honderdjarig bestaan werd ruim stilgestaan. Er kwam een boek, het predicaat ‘koninklijk’ werd verleend en de organisatie ontving Willem-Alexander. Schukken leidde de koning rond en legde hem uit waar GD nationaal en internationaal mee bezig is. De koning bekeek er een van de grootste en modernste veterinaire laboratoriums ter wereld. Daar voeren dierenartsen en wetenschappers de diergezondheidsmonitoring uit en doen ze praktijkgericht onderzoek. Dat is hoognodig ook want dieren kunnen net als mensen ziek worden. Mastitis (uierontsteking), blauwtong, Q-koorts, varkenspest, vogelgriep en ibr (griep) zijn enkele dierziekten.
‘Een koe is geen warmtebeest. Enkele graden boven nul, warmer moet het voor een koe idealiter niet worden. Een koe is een energierijke melkfabriek. Als het warm is moet je de koe overdag in een koele stal houden en mag zij er ’s nachts uit. Ja, dat komt niet altijd overeen met het beeld dat de burger graag ziet. Ik snap dat weidegang voor het imago belangrijk is, want de consument koopt tenslotte de zuivelproducten, maar ideaal is een goed geventileerde stal met vrije uitloop zodat de koe zelf kan beslissen. Voorop staat dat de boer de stal en de ligbedden schoon houdt en de dieren goed verzorgt. Dan heb je sowieso minder hoef- en speenproblemen.’
Gewoontedier
Over een robotstal zegt Schukken: ‘Een koe is een gewoontedier. Ze houdt van rust, reinheid en regelmaat, net als baby’s. Het zou mij niet verbazen als een koe op exacte dezelfde tijdstippen zich laat melken afhankelijk van de melkcurve tijdens de lactatieperiode. Het aantal melkbeurten zal ergens tussen de tweeënhalf en drie per etmaal liggen. Voor- en nabehandeling zijn met een melkrobot niet optimaal. Maar ook hier geldt weer dat de invloed van de boer groot is als hij zelf het oog erop houdt.’
Is een koe dom?
‘Laat ik het zo zeggen: een koe heeft even tijd nodig om te wennen aan nieuwe omstandigheden.’
Topproducties van tien- tot vijftienduizend kilogram melk per koe per jaar wijzen volgens Schukken op uitmuntende voeding en dierverzorging. En het is ook nog eens duurzaam.
‘Stel een koe geeft veertienduizend kilo melk. Dat is beter dan twee koeien die elk zevenduizend kilo melk geven. In het laatste geval is gerekend per liter melk de kans op ziekte groter, heb je meer mest, is meer onderhoud, verzorging en ruimte nodig en heb je een grotere CO2-uitstoot.’
Slimme bacteriën
In het lab staat Schukken altijd weer versteld hoe slim bacteriën in geval van infecties zijn. Ze zetten de specialisten al gauw op het verkeerde been. Die moeten voortdurend alert blijven.
‘Bacteriën worden steeds slimmer en weten allerlei manieren om te overleven. Er zijn niet zoveel leuke, simpele ziekten meer, want die haal je er snel uit,’ zegt Schukken die als algemeen directeur vooral ook diergeneeskundig inhoudelijk bezig is. Collega-directeur Kris Van Malderen is met name verantwoordelijk voor de operationele gang van zaken.
Net als vroeger is het een eigenbelang van veehouders om een gezonde veestapel te hebben: dat brengt minder kosten met zich mee en levert dus meer op.
Schukken: ‘Het accent van onze dienst is daarom verschoven van curatief naar preventief, hoewel het diermanagement van de boer cruciaal is: huisvesting, voeding, een goede diagnostiek. Op onze beurt doen wij er alles aan om ziekte-uitbraken te voorkomen. Dat heeft ertoe geleid dat de Nederlandse rundveehouderij vrij is van tbc en van leptospirose (ziekte van Weil), mkz en brucella en is de infectiegraad van para-tbc en salmonella fors teruggedrongen. De Nederlandse veestapel is met die in Denemarken en Duitsland de gezondste ter wereld. Bovendien levert een gezonde koe met kwaliteitsmelk meer punten op bij bijvoorbeeld FrieslandCampina en die punten maken een hogere melkprijs.’
Het algemene belang is er natuurlijk evenzeer: ‘Omdat onze veehouderij zo exportgericht is. De sector heeft baat bij een hoge gezondheidsstatus.’
Niet alleen in ons land is de GD actief. Het buitenland wordt steeds belangrijker. Zeker in geval van een waarschijnlijke krimp van de veestapel.
Schukken: ‘Wij moeten groeien om een hoog niveau te halen en te investeren in onderzoek. Vandaar dat wij nu dochterondernemingen hebben in België en Duitsland.’
Hoe Fries is Schukken nog?
‘Ik kom bij regelmaat in de provincie. Mem woont in Heerenveen en als het even kan ga ik zeilen in It Heitelân. In Amerika werd in huis Engels, Nederlands en Fries gesproken. Aukje, Wytse, Klaske en Jelkekunnen prima Fries verstaan. Ze hebben alle vier gestudeerd. Het is interessant om dat te volgen. Klaske is moleculair bioloog en laatst heb ik haar promotie doorgelezen. Dan kunnen wij heerlijk klankborden.’