IJzersterk, 100 jaar en koninklijk
SNEEK – Douma Staal bestaat 100 jaar en kreeg bij dit jubileum het predicaat Koninklijk, uitgereikt door commissaris van de koning Arno Brok aan directievoorzitter/eigenaar Geert Jan Douma, toevallig ook de Kamerheer van Koning Willem-Alexander in onze provincie. Nog meer dan de koninklijke link zal de reputatie van het bedrijf hebben meegeholpen aan deze erkenning. Douma Staal staat bekend als een toonaangevend, goed georganiseerd en sociaal bedrijf dat nauwe banden onderhoudt met de onderwijsinstituten in de regio.
De eerste generatie omschreef de waarden van het bedrijf als ‘stipte eerlijkheid, dienstbetoon en menselijke bewogenheid’. Een leidraad waar men aan vasthield en wat leidde tot duurzame relaties van wie sommigen (de Hogebooms in Makkum) al bijna net zo lang klant zijn als het bedrijf bestaat! Met recht een voorbeeldonderneming dus.
Hoe sociaal het bedrijf is bleek op de dag van de viering van het eeuwfeest. Bijna duizend gasten waren er voorafgaand aan een al even drukbezochte open dag. Klanten, leveranciers, partners, betrokken partijen bij diverse uitbreidingen, opdrachtnemers, representanten uit de sector, het Sneker bedrijfsleven en tal van relaties uit kringen van organisaties waarin Geert Jan bestuurlijk actief is, waren present. En niet te vergeten de 110 medewerkers. Zij kwamen onder begeleiding van dweilorkest De Útlopers over de loopbrug naar de andere gasten en werden verwelkomd met een applaus.
In de afgelopen eeuw transformeerde Douma Staal van wagenmakerij, smederij en ijzerhandel tot een maatwerk-staalleverancier; een van de modernste staalgroothandelaren van Europa. Geert Jan Douma (1957) ging in zijn toespraak in op de historie van het familiebedrijf, dat als wagenmakerij begon. De geschiedenis van de familie Douma als ondernemers gaat dan ook verder terug dan het oprichtingsjaar 1919. Namelijk tot 1887 toen weduwnaar Jan Annes Douma (1855-1923) uit Idskenhuizen, wiens vrouw een jaar eerder in het kraambed was gestorven, aan de Oude Koemarkt in Sneek een wagenmakerij kocht. Drie jaar later bouwde hij aan de Lemmerweg een rijtuigbergplaats met woning. Hij hertrouwde met Nieske Hoogeboom en na de zeven kinderen bij zijn eerste vrouw Ymkje de Groot kreeg hij met Nieske nog eens zes kinderen, onder wie de zoons Geert (1890-1996) en Sippe (1894-1963), de oprichters van Douma’s IJzerhandel zoals het bedrijf toen heette (later volgde de naam de activiteiten: Douma Staal en Machines en Douma Staal).
De kinderen uit beide gezinnen vormden een hechte familie. Maar het viel wel uitelkaar toen Nieske in 1909 met een volle wasmand van zolder viel en overleed. Vijf kinderen werden bij familie ondergebracht. Toch bleven ze door het gezamenlijk verdriet een warme band houden.
In 1908 werd de zaak, die al enkele malen was uitgebreid en op meerdere locaties was gevestigd, overgenomen door oudste zoon Anne Douma. Hij bouwde het bedrijf uit met een smederij aan het Zuidend. Hij droeg de onderneming over aan zijn zoon Timon, die in 1952 door een ongeval om het leven kwam. In dat jaar werd de zaak overgenomen door de familie Rijpkema die in 1885 een smederij aan de Lemmerweg was begonnen. De families kenden elkaar dus goed. Douwe Rijpkema zette de wagenmakerij voort onder de nadien bekend geworden naam D.R.A.C.O. (Douwe Rijpkema Aanhangwagens en Carrosserie Onderneming).
Veel Douma-kinderen vonden emplooi in het familiebedrijf of begonnen voor zichzelf. Want, zo luidde het devies van Jan Annes, ‘liever kleine baas dan grote knecht’. Leren hoefde voor hem niet zo, dat had hij zelf ook niet gedaan. Wel spande hij zich als gereformeerde in voor het bijzonder onderwijs in zijn stad. Het geloof sleet in de loop der jaren uit de familie. Geert Jan bezocht de RSG Magister Alvinus en niet het christelijke Bogerman College. Op school was hij een tegendraadse angry young man die met een weelderige haardos op een hippe fiets en in een rafelige Afghaanse jas identiteit gaf aan de jaren 70.
Na de heao in Groningen studeerde hij aan een business school in Edmonton (Canada) en daar kreeg hij pas écht zin in leren: ‘Menswaardig met mensen omgaan, een goed team bouwen, mensen kansen geven en uitgaan van hun goede eigenschappen, dat was wat me interesseerde en bij me paste. Studeren had tot dan toe nooit mijn grootste interesse gehad, er waren heel veel dingen die ik leuker vond om te doen, maar toen beleefde ik er echt plezier aan.’
Vervolgens ontwikkelde hij zich tot een straight maar beminnelijke ondernemer met visie.
Geert en Sippe traden in de voetsporen van hun vader. De twee broers, die een sterke band hadden, begonnen in 1918 aan de Lemmerweg een ijzerhandel. Min of meer terloops, want er zijn geen documenten van. Een advertentie een jaar later, de aanbieding van landbouwmachines, wordt als start van het bedrijf geboekstaafd. Van afzet waren ze verzekerd want ze konden immers ijzeren platen leveren aan halfbroer Anne van de wagenmakerij. Door de economische opleving in de jaren twintig kwamen er veel ijzeren producten op de particuliere, agrarische en industriële markt, werd er alom gesmeed en was er volop handel voor de Douma’s.
In 1923 trad Anne als aandeelhouder toe tot de ijzerhandel. Daarnaast bleef hij de wagenmakerij bestieren. Het bedrijf vestigde zich aan de Rienck Bockemakade en in de panden 64 en 66 aan het Grootzand die Anne in 1921 had aangekocht. Een van deze adressen is het schitterende Jugendstil-pand dat een van de meest markante in Sneek is. Ze gingen er ook wonen boven de winkels en magazijnen. Later werd het bezit uitgebreid met de grachtenpanden 62 en 68. Zo ontstond een cluster aan Douma-panden tussen Grootzand en Singel. In 1989 werd het complete binnenstedelijke vastgoed verkocht aan Patrimonium.
Geert en Sippe kregen beide een zoon: Jan en Jan Sippe. Ook zij waren geëngageerd. De Oranjegezinde Douma’s zaten uit overtuiging in het verzet. Jan Douma (1921-2005), de vader van de huidige derde generatie Geert Jan, leerde zijn vrouw Renske van Dijk in de oorlog als koerierster kennen. Ze trouwden in 1949. Voor hun ondergrondse activiteiten kregen ze meerdere onderscheidingen.
Net als hun vaders vormden de neven een ijzersterke tandem met een van nature gegroeide taakverdeling. Jan Gzn. was het commerciële en technische brein en Jan Sippe de operationele man. Zij stootten het bedrijf op in de vaart der volkeren door te investeren in schaalvergroting, efficiency (logistiek), voorraadbeheer en, als voorloper, in automatisering. Iets wat Douma altijd heeft gedaan en nog doet. Daardoor kunnen service en kwaliteit volgens de hoogste standaards worden gewaarborgd. Tot de plotseling dood van Sippe sr. in 1963 (hij stierf achter zijn bureau in het harnas) vormden zij een driemanschap.
De tweede generatie was sterk gericht op de toekomst. In 1968, in de aanloop naar het 50-jarig bestaan, werd aan de Pieter Zeemanstraat op industrieterrein Houkesloot een nieuw pand gebouwd en daar is Douma nog gevestigd, zij het dat er talloze uitbreidingen zijn geweest en in 2020 volgt de voorlopig laatste. De verhuizing was een keerpunt in de geschiedenis en vormde de opmaat naar verdere groei. In 1980 werd er aan de Voltastraat nieuw gebouwd en werd het complex dubbel zo groot. Het bedrijf bleef volgens oude stiel anticyclisch investeren. In 1994, 2004 en 2015 werden nieuwe bedrijfshallen geopend en na de overnames van Ploeg Staal Marknesse, Start Sardo Staal en in 2012 het failliete Fisher Edelstaal, staat Douma sterk in de markt. Saillant detail: Fisher is gevestigd in het voormalige pand aan de Pieter Zeemanstraat welke locatie in 1977 aan De Blaauw was verkocht. Het complex met magazijnen, boorzaagstraten, straal-, menie- en toogmachines beslaat 33.600 vierkante meter en daar komt in 2020 nog eens 3.500 meter bij voor hypermodern lasersnijden.
In 1982 trad Geert Jan in dienst van de familieonderneming die hij vanaf 1988 als directeur ging leiden. De aandelen waren toen door verdere familie overgedragen aan hem en zijn zus Annemieke, die in 1989 haar pakket overdroeg. Versnippering van aandelen is nooit goed voor een familieonderneming en dat wisten ze bij de Douma’s maar al te goed. Douma Staal illustreert de kracht en continuïteit van een familiebedrijf.
Geert Jan, die de dagelijkse leiding heeft overgedragen op Jan de Groot, daarover: ‘Het is bijna ontroerend hoe mijn vader mij het vertrouwen heeft gegeven maar dat werd nooit zo uitgesproken. Soms, bij bepaalde benoemingen, gaf hij me een cadeautje zoals een kompas als symboliek voor de koers die ik uit ging zetten. Dan zat er een briefje bij. Kennelijk kon hij zijn waardering beter opschrijven dan uitspreken.’
Hij had echter wat meer willen sparren met zijn vader: ‘Ik had gewild dat hij wat vaker langs was gekomen maar hij wilde mij niet voor de voeten lopen. Hij was een man van snelle beslissingen en niet iemand met wie je uitgebreide gesprekken voerde. Gelukkig kon ik wel klankborden met mijn vrouw Marianne, mijn schoonouders en met commissaris Reitze Siebesma jr., die in 1987 zijn vader in die functie was opgevolgd.’