Een Friezin die de Groningers uit de gasput haalt
DRACHTEN – Akke Groenewoud (Stiens, 1972), sinds vorig jaar bestuurder van Economic Board Groningen, is een Friezin die het Noorden op haar duimpje kent. Ze werkte van 2005 tot 2019 bij VNO-NCW Noord. Eerst als senior manager en vanaf 2014 was ze adjunct-directeur en in diezelfde functie ook actief voor MKB Noord.
Het interview met haar vindt plaats in Motel Van der Valk in Drachten, dé afspreekplek voor het noordelijk zakelijk leven.
Een treinstation ontbreekt er (nog). Zo goed is de samenwerking tussen Friesland, Groningen en Drenthe dus niet, want er was geld uit de Langman-pot voor een spoor van Lelystad via Drachten naar Groningen. Een project dat nu trouwens weer terug is op de politieke agenda. Akke, al bijna dertig jaar Friezin om útens, is bij uitstek de vrouw die ons Friezen een spiegel voor kan houden.
Friesland, Groningen en Drenthe werken samen binnen SNN, Samenwerking Noord-Nederland. Daar komt kennelijk te weinig van terecht.
‘Er waren voldoende kansen en geld om een betere interprovinciale infrastructuur te realiseren. Het is niet gebeurd. De economiecommissie van SNN is langzaam maar zeker uitgehold, krachteloos gemaakt. Ondertussen zijn de provincies doorgegaan met hun eigen economisch beleid. Diverse samenwerkingen tussen bedrijfsleven, overheden en onderwijsinstellingen zijn onvoldoende uit de verf gekomen doordat politieke contouren bepalender waren dan de ambitie om samen het verschil te maken. Neem SER Noord-Nederland. Friesland is daar uitgestapt. Dat vind ik als Friezin jammer.’
Valt er wel samen te werken met Friezen?
‘In Friesland heerst een sentiment van: wij redden ons zelf wel, wij hebben de rest van de wereld niet nodig. Daardoor is de Zuiderzeelijn gesneuveld. Gedeputeerde staten van Friesland kozen voor het compensatiegeld. Met dit geld zijn ook mooie dingen gedaan, maar de échte keus om Noord-Nederland infrastructureel op de kaart te zetten werd niet gemaakt. Een keus die we nu, tien jaar na dato, betreuren. Met de lobby voor de Lelylijn is feitelijk de lobby voor de Zuiderzeelijn nieuw leven ingeblazen. Men vergeet in Friesland soms wel eens dat Friesland en Groningen juist complementair aan elkaar zijn. Je hoeft geen concurrentie te voelen en je hoeft je ook niet tegen elkaar af te zetten. Friesland denkt aan het eigen belang. Er heerst een soort nationalisme, dat trouwens qua marketing goed uitpakt. Je ziet dat terug in de boerenprotesten. Heel Nederland denkt: die Friezen weten van wanten.’
Akke Groenewoud kijkt naar haar provincie met een brede horizon. Ze studeerde cum laude af in communicatief management aan de Hanzehogeschool in Groningen. Als beloning mocht ze in het buitenland studeren. Ze dacht aan Engeland (‘Ik ben gek op dat land’), aan Salzburg (‘Mooi skiën’), maar het werd Göteborg. Het was bijna privéles zoveel docenten werkten er. De vervolgstudie afmaken zat er echter niet in. Zweden was te duur. Een ander land dat ze toen al had bezocht was Curacao, waar ze via de Sneker Buma Stichting voor studerende meisjes een studieproject in het psychiatrisch ziekenhuis kon doen. De wereld verkennen, dat was wat ze wilde. Zo trok ze in de jaren negentig door het Verre Oosten, Australië en Zuid-Amerika. Terug in Nederland ging ze langs bij uitzendbureau Randstad op zoek naar een baan, maar daar zeiden ze: waarom ga je hier niet aan de slag?
Akke: ‘Ik had mijn huis in Groningen aangehouden, dus dat kwam goed uit. Naar het Westen hoefde ik niet. Ik wilde juist in Noord-Nederland aan de slag. Ik begon als intercedent. Het was een bijzondere periode. Hoogtijdagen waren het met de economische opleving door internet, mobieltjes, stijgende huizenprijzen en beurskoersen die steil omhoogschoten. Het kon niet op. Als intercedent leer je ondernemend denken. Randstad was een speeltuin voor mij, een eldorado waar je ontdekte waar je talenten liggen. In mijn geval was dat het stimuleren, motiveren en overtuigen van mensen. Economisch mocht het dan fantastisch gaan in de jaren negentig, de fantastische banen lagen in het Noorden niet voor het opscheppen. Ik zat in Stadskanaal, een achterstandsgebied. Het kanaal is er niet uit luxe gegraven. Ik voelde me er thuis en ik denk met een warm gevoel terug aan deze plaats. Ze hebben er een sterk identiteitsgevoel. Friesland en Groningen lijken meer op elkaar dan men denkt, zeker wat betreft het oosten van Friesland dat van oudsher de armere regio is. De elf steden liggen niet voor niets in het westen van de provincie. Op mijn 28ste werd ik manager van de vestiging Assen. We draaiden mega veel omzet en wonnen een heritage-competitie door twee lammetjes uit een schaapskooi te adopteren als metafoor voor groei. De prijs was een trip naar Amerika. Had ik een envelop met tickets voor dertig man! Wat een tijd was dat. De aandelenkoersen stegen elke dag.’
Hoe opwindend die periode ook was, Akke wilde voor meer inhoud gaan en stapte in 2002 over naar Achmea Zorg/Groene Land waar ze regiomanager werd. Paars II, een coalitie van PvdA, VVD en D66, regeerde. Dit tweede kabinet-Kok gaf de aanzet tot een ongekende privatiseringsgolf in zorg, openbaar vervoer, wonen en onderwijs. Wederom kon het niet op, maar ditmaal niet tot de zin van Akke.
‘De privatisering in het zorgbedrijf waar ik werkte kreeg een bijzonder gezicht. De holding waaronder Achmea viel, koerste op een beursgang, terwijl wij de ziekenfondswetgeving – een belangrijk onderdeel van ons sociaal bestel – uitvoerden. Dat paste totaal niet bij elkaar. Er moest afscheid van collega’s worden genomen om het resultaat te verbeteren, aandeelhouderswaarde te creëren. Privaat gezien verdedigbaar, maar publiek gezien niet. In 2004 had ik er genoeg van. Ik diende mijn ontslag in. Toch was deze periode vormend voor mij. Het was een andere leerervaring: wat ik juist níét wilde, en ik leerde hoe het politieke bedrijf in elkaar steekt, het belangenspel, het realen en dealen. Daar heb ik veel aan gehad in mijn volgende baan bij VNO-NCW Noord. Daar kon ik mijn hart ophalen. Ik hou van het zoeken en vinden van verbinding.’
Je kreeg als adjunct-directeur de laatste jaren te maken met een hot item in ons land: de aardbevingen in Groningen. Hoe kijk je daar tegenaan?
‘Die grote gasbel zit maar op één plek. Onze nationale welvaart komt uit Groningen. Het vreemde is dat heel Nederland dat normaal vindt. De gaswinning heeft nu zo’n zestig jaar geduurd en het heeft ons 450 miljard opgeleverd. Vergoeding van schade aan huizen kost misschien tussen de drie en vier miljard en dan verloopt dat proces stroef. Dat is niet te rijmen.’
Wat als dit zich in Friesland had afgespeeld?
‘Dan was de wereld te klein geweest. Friezen zijn weerbaarder, wellicht ook anarchistischer dan Groningers. Groningen heeft een andere structuur. Daar is een grote, dominante stad met rondom de ommelanden die altijd de wingebieden voor de stad waren. Het platteland is er minder ontwikkeld dan in Friesland, dat meer vibreert, waar de dorpen levendige kernen zijn. Groningers zijn ingetogen, Friezen emotioneler. Ze komen meer voor zichzelf op, laten zich minder gauw knechten. Ik gun dat ook de Groningers die kampen met de gevolgen van schade door gaswinning. In dat verband begrijp ik de boeren in Groningen die met hun trekkers naar het provinciehuis rijden. Dat is niet raar als je gierkelder lekt door aardbevingsschade en je vervolgens wordt verdacht van het plegen van een milieudelict terwijl geen oplossingen worden geboden en stikstofmaatregelen ingrijpend zijn voor de bedrijfsvoering.’
Ze gelooft niet in een voortdurend oplopende grafieklijn, hoewel wij sinds de Tweede Wereldoorlog vrijwel alleen maar voorspoed hebben gekend. Hoe ziet zij de toekomst?
‘Alles is cyclisch. Waarom zijn er beschavingen en grootmachten verdwenen? Omdat je niet altijd maar door kunt blijven groeien. Er zijn passen op de plaats nodig. Soms gaat het niet om groei maar om verandering, flexibiliteit of slimme nieuwe toepassingen die je bedrijf of omgeving verder brengen. Maatschappelijke veranderingen zijn van alle tijden. Het belang van het individu is het meest gediend bij het grootste algemene belang. Ik sta een maatschappelijk evenwicht voor, heb vrienden bij de vakbeweging, in het ondernemersleven en op de werkgeversburelen. Daarom past deze nieuwe baan bij Economic Board Groningen bij mij.’