SONDEL – In het eindejaarsinterview dat Het Financieele Dagblad met Lense Koopmans (68) uit Sondel had, hield de president-commissaris van Rabobank ons land, en specifiek de financiële wereld, een spiegel voor. De Friese boerenzoon die in Oosterwolde opgroeide, waar zijn broer de ouderlijke boerderij runt, legde de vinger op zere plekken.
Het oplossen van de crisis kent volgens hem maar één uitweg: terug naar nul met het begrotingstekort. Desnoods moet dat wettelijk worden vastgelegd, dan kan iedereen naar de rechter stappen om het af te dwingen. Koopmans: ‘Ik ben opgevoed met het structurele begrotingsbeleid van Jelle Zijlstra (de Friese oud-premier en ex-president van De Nederlandsche Bank, red.). Dat komt erop neer dat het spaaroverschot in de particuliere sector het tekort op de begroting dicteert. Het spaaroverschot moet worden uitgeleend om onderbesteding te voorkomen.’
Hij ergert zich aan banken die op de spaarmarkt onder dekking van het garantiestelsel te hoge rentevergoedingen betalen: ‘De Rabobank heeft 150 miljard aan spaargeld. Als we een tiende procent meer bieden dan kost dat de bank € 150 miljoen. We zouden er met twee benen gestrekt in kunnen gaan, maar dan vernielen we andere banken.’
Dat depositogarantiestelsel dat het spaargeld van consumenten tot € 100.000 beschermt is hem een doorn in het oog omdat de bankensector voor het grootste deel van de schade opdraait als er een bank ten onder gaat: ‘Het is een politiek ding. Als de overheid dat zo belangrijk vindt, moet zij de kosten ook zelf betalen en niet afwentelen op de bancaire sector.
Banken hoeven echter nooit in problemen te komen als ze dicht bij zichzelf blijven en niet naar de pijpen van aandeelhouders dansen. ‘Bij ABN Amro en ING is het fout gegaan door de aandeelhouders. Zij denken alleen aan winstmaximalisatie op korte termijn,’ aldus Koopmans, die een coöperatieve structuur zoals van Rabobank een ‘superieur ondernemingsvorm’ noemt. Zeker voor een financiële instelling. Banken horen volgens hem niet op de beurs. Dat heeft de kredietcrisis aangetoond.
‘De beursgang van ABN Amro gaat nooit werken. Laat de grote Nederlandse pensioenfondsen de aandelen kopen en een stabiel aandeelhoudersbestand vormen. Het ABP had de verplichting om Nederlands staatspapier te kopen. In 1986 is het fundament onder dat verhaal weggetrokken toen de kapitaalmarkten werden geliberaliseerd. Het ABP is daarna overal ter wereld gaan beleggen, maar politici zijn vrolijk doorgegaan met tekorten op de begroting toe te staan. Daar is het begonnen te wringen,’ zegt Koopmans (ex-bestuurslid ABP), bij wie het coöperatieve gedachtegoed in de genen zit. Zijn grootvader was voorzitter van de toenmalige Coöperatieve Boerenleenbank in Oosterwolde. Zijn vader zat in diverse coöperatieve besturen, waaronder de boerenhulp. Voor Koopmans, die tevens voorzitter is van de centrale kringvergadering (het hoogste orgaan van de leden en daarmee van de coöperatie), is de kern van de coöperatie dat de directie zich laat disciplineren door de leden: ‘De bereidheid je de oren te laten wassen door de leden.’
De kerktoren blijven zien is iets wat voor hem in symbolische zin persoonlijk geldt, maar wat ook banken zouden moeten doen; bij jezelf blijven. Iets wat Rabobank door zelfdisciplinering gewend is, maar wat de bank door de lokale zelfstandige banken ook in praktijk weet te brengen en wat de bank kracht geeft. Rabobank had geen staatssteun nodig en kwam zonder kleerscheuren door de crisis.
Een gezonde toekomst voor banken ligt in de ogen van Koopmans niet in groot, groter, grootst. De Nederlandsche Bank daarentegen gelooft nog steeds in groei, maar dat vindt Koopmans gevaarlijk. ‘Het aantrekken van kapitaal en financiering heeft zijn grenzen. Onze banken hoeven geen rol op het wereldtoneel te spelen. Een groet broek aantrekken is niet nodig. Dat gedoe met Holland Financial Centre vind ik onzin.’
Lense Koopmans, altijd goed gesoigneerd, werd vroeger omschreven als de ‘golden wonderboy’: de Ard Schenk in ondernemend Nederland. Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1965 deed hij zijn doctoraal en in 1968 promoveerde hij bij Jan Pen op een proefschrift over de rijksbegroting en openbare financiën. Daarna was hij topambtenaar op het Ministerie van Financiën. Koopmans was, op zijn 28ste, de jongste hoogleraar ooit in Nederland (Openbare Financiën aan de Erasmus Universiteit). In 1975 keerde hij terug naar het departement waar hij plaatsvervangend directeur van de Rijksbegroting werd. Drie jaar later maakte hij zijn entree in het bedrijfsleven. Hij werd benoemd tot financieel directeur van het bedrijvenconglomeraat Ogem (20.000 werknemers), een van de grootste Nederlandse concerns toentertijd, dat wegens wanbeleid in het brandpunt van de belangstelling stond. Ogem ging in 1982 ten onder. Koopmans bedacht een ‘sterfhuisconstructie’ en met kunst en vliegwerk redde hij bedrijven en banen. Uit Ogem vloeide TBI Holdings voort waarvan Koopmans jarenlang topman was. Koopmans vervulde tal van toezichthoudende functies op het snijvlak van overheid en bedrijfsleven.
Zijn huidige functies zijn: Voorzitter van de raad van bestuur van Stichting TBI Voorzitter rvc Siers Groep (bouw) Voorzitter rvc Arriva Voorzitter rvc TSS (ict) Vicevoorzitter KIWA Vicevoorzitter rvc Universitair Medisch Centrum Groningen Voorzitter rvc Fries Museum en Princessehof Commissaris NOM Hoogleraar economie van de gezondheidszorg aan de Rijksuniversiteit Groningen Verder is Koopmans medeaandeelhouder van Hampshire Landhotel Legemeer.