SNEEK – Buiten dooide het elf graden, maar in het Scheepvaartmuseum in Sneek hingen de ijspegels als het ware aan het plafond. Precies 111 jaar nadat de Koninklijke Friesche Elfstedenvereniging was opgericht verzamelden zich 111 liefhebbers in het mooie museum voor de Dag van de Elfstedentocht. Reinier Paping was er natuurlijk, hoewel hij al 89 jaar is. 'De honderd haal ik ook wel,' zei de winnaar van de monstertocht van 1963 monter, 'want ik fiets nog elke dag een stuk.'
Samen met Anne Tjerkstra, skûtsjesiler en voormalig schipper van het Friese Statenjacht, bekeek Paping de mooie portretten die Anne van alle Elfstedenwinnaars had geschilderd. Ze waren in grote Elfstedenkruizen gemonteerd en tot mijn genoegen zag ik dat hij de vijf van 1956 niet was vergeten. De namen van Anton Verhoeven, Maus Wijnhout, Jan van der Hoorn, Aad de Koning en Jeen Nauta staan nog steeds niet op de sokkel van het Elfstedenbeeld in Leeuwarden, terwijl ze nooit gediskwalificeerd werden nadat ze als vrienden samen over de eindstreep schaatsten. Slechts hun prijs kregen zij niet. Zeer ten onrechte worden ze door het Elfstedenbestuur nu al 64 jaar geboycot. Notabene nadat de wedstrijdleiding onmiddellijk na afloop van de race in '56 meedeelde dat de heren hun prijs niet kregen, 'maar niet gediskwalificeerd waren, omdat het bestuur dat een te zware straf vindt.'
Helaas was er geen enkel bestuurslid aanwezig, zodat niet kon worden gevraagd of men nu eindelijk eens over zou gaan tot het eerherstel van de vijf iconen van 1956. Oorzaak? Er was geen uitnodiging gestuurd naar het bestuur. Het werd in Sneek dus een echte Elfstedendag, want er gaat altijd wel iets fout als er wat rond de beroemdste wedstrijd van Nederland wordt georganiseerd.
Maar goed, de vijf hingen dus ook in een Elfstedenkruis in de fraaie ijszaal van het museum, waar ook de bijzonderste medaille van voormalige wereldkampioen Ids Postma werd geëxposeerd tussen al zijn internationale trofeeën: een Elfmerenmedaille die hij in 1985 veroverde toen hij pas 11 jaar was. De toertocht was maar liefst 115 kilometer lang, maar Ids had er toen al geen moeite mee. Geen wonder dus dat hij later wereldkampioen en Olympisch kampioen werd.
Anne Tjerkstra's passie voor het ijs, en speciaal het Elfstedenijs, dateert al van zijn kinderjaren. Zijn vader was skûtsjeschipper. Dus hij werd aan boord geboren 'en als het schip lag ingevroren dan werd er geschaatst,' vertelde Tjerkstra. Bovendien had zijn pake Willem uit It Heidenskip in 1929 de gruwelijke tocht van dat jaar als 24ste voltooid en was zijn overgrootvader Bernardus in 1891 langs alle Friese steden geschaatst. Dus het was geen wonder dat Anne ook Elfstedenrijder werd. Tot 1976 leefde hij met een dik pak shag in de binnenzak, maar toen begon zijn Elfstedencampagne. Daar had hij overigens de Elfstedencommissie niet voor nodig.
Anne Tjerkstra kende alle Friese meren en wateren op zijn duimpje en wist waar je kon schaatsen als er een paar centimeter ijs lag. Dus startte hij dat jaar zijn eerste Zelfstedentocht. Er zouden er nog zeven volgen en uiteraard was hij er in 1985 en 1986 ook bij toen er massaal officiële kruisjes waren te verdienen.
'Toen ik dertien was werd mijn vader gebeld door Linthorst Homan, de commissaris van de koningin. Dat was in 1959. Hij wilde schaatsen en vroeg vader als gids voor een tocht over het Slotermeer naar Galamadammen . 'Mag ik ook mee,' vroeg ik. Dat mocht. Het werd een bijzondere dag.'
In de beroemde ijsherberg van Galamadammen stond de lunch gereed. Tot stomme verbazing van Anne zag hij allemaal zilveren bestek. 'Hoe je daar mee moest omgaan wist ik niet, want thuis at ik altijd met mijn handen,' vertelde hij, 'Maar ik redde het en kwam er zonder wonden vanaf.'
In '76 was hij overigens niet de eerste die langs de Friese Elfsteden trok. Toen hij in Stavoren aan zeilmaker De Groot vroeg of deze zijn zelfgemaakte kaart wilde aftekenen zei de Starumer: 'Hylke Speerstra was hier gisteren al.'
De oud-hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant en bekende Friese schrijver beaamde het tevreden grijnzend. Hij zat ook tussen de 111 belangstellenden.
Zijn bijzonderste tocht schaatste Tjerkstra op 30 november 1993 met een paar vrienden. Zo vroeg kon nooit in de ellenlange traditie van de tocht. 'Maar de Ee lag tussen Bartlehiem en Dokkum open. We gingen via de Murk langs Rinsumageest. Daar moesten we een stuk klunen, maar we haalden Dokkum,' liet Anne zijn publiek weten.
In 2002, over heel dun ijs, ging het ook, maar voor alle zekerheid schaatste hij toen met één vriend, Henk Boersma, de sluiswachter van Stavoren. De laatste van zijn acht Zelfstedentochten volgde in 2014.
De officiële start vond voor het eerst plaats in 1985. Hoewel Tjerkstra toen al 39 jaar was en nooit wedstrijden had gereden, schaatste hij de wedstrijd, waarin hij als 111de finishte. Er was wat mis met zijn inschrijving, want hij kreeg geen kaart voor de toertocht. Maar geen nood, bestuurslid George Schweigmann was een goede vriend en even beste kruiwagen. Hij hielp Anne aan een startbewijs voor de wedstrijd. Dat eindigde boven verwachting mooi met een eindsprint met Elfstedenicoon Jan Uitham, de nummer twee van '63. Ouwe Jan, die toen al 62 was, won, maar Tjerkstra zag de volgende dag zijn naam niet in de uitslag staan.
'Ik belde de commissie met de mededeling dat ik pal achter Jan was gefinisht. Hij was 100ste op 40 minuten van Evert van Benthem. Ik was dus 101ste,' vertelde Tjerkstra. De jury was toen ingehuurd van een atletiekclub, terwijl de experts van de KNSB met topscheidsrechter Rein Zwart uit Heerenveen werden gepasseerd. Kennelijk waren ze niet deskundig genoeg voor de Elfstedencommissie. De atletiekmannen reageerden laconiek: 'O, we misten er al eentje. Plek nummer 111 staat nog open. Zullen we je daar maar opzetten?'
'Dat vond ik best,' liet Tjerkstra zijn publiek weten. Zo werd ook de officiële uitslag van 1985 gemanipuleerd.
Johannes Lolkama, al zo'n veertig jaar chroniqueur van de Elfstedentocht, was er ook. Zelf schaatste hij de tocht nooit, want dat werd hem door zijn vader, een groenteboer uit Dokkum, verboden. Hij had toch een bijzondere medaille om zijn hals hangen. 'Elfstedentocht 1912' stond er op. Ooit gekregen van de nazaten van Jan Ferwerda, de sergeant die de eerste drie tochten uitreed en in 1912 tweede was geworden achter Coen de Koning.
De Elfstedenwinnaressen Lenie van der Hoorn, Tineke Dijkshoorn en Klasina Seinstra waren er ook. Sippie Tigchelaar vroeg ze het hemd van het lijf. Zo vernamen we dat Lenie in 1985 200 kilometer schaatste zonder te eten, want bij café Kuperus in Stavoren werd haar verzorger van het ijs afgejaagd en bij het tunneltje van Franeker kreeg zij enorme ongeschilde sinaasappelen plus een loodzware bidon die ze snel weggooide omdat ze daar ook hoorde dat Betty Westerveld maar twee minuten achter haar reed, zodat ze armen en benen nodig had om snelheid te maken.
'Volgens mijn zus An was ik die tocht zes kilo afgevallen,' zei Lenie. Ze had dus wel een jas uitgedaan, maar dat weerhield haar er niet van om aan de finish hele speeches af te steken tegen de verslaggevers. Dat was wel wat anders dan Tineke Dijkshoorn een jaar later meemaakte. Zij wist nog precies wat ze had gezegd toen er een microfoon onder haar neus werd geduwd: 'Ik ben Tineke Dijkshoorn. Mijn man schaatst de toer. We hebben drie kinderen en ik kom uit Schipluiden. Wat wil je nog meer weten?'
Dat wist de verslaggever niet. Dus hup, Tineke was verdwenen voor hij het wist. Ze was trouwens bekaf. 'Er is maar één foto van mij uit die tocht,' onthulde de winnares van '86. 'Die werd aan de finish gemaakt toen ik door mijn benen zakte en op het ijs zat uit te puffen.'
Bij de huldiging was zij niet aanwezig. 'Het was zo druk in de hal dat ik met mijn man in de auto ben gestapt en naar huis gereden,' zei ze. 'Aandacht voor de vrouwen was er helemaal niet van het Elfstedenbestuur.'
Dat ondervond Klasina Seinstra trouwens elf jaar later ook. Er bleek geen krans aanwezig voor de eerste vrouw. Dus kroop ze maar in de lauwertak van Henk Angenent. Die was groot genoeg. 'Het maakte me niet uit,' zei ze trouwens. 'Het was de mooiste dag van mijn leven.'
Sippie Tigchelaar wilde ook van Anne Tjerkstra wel even weten hoe hij al zijn Elfstedentochten had beleefd. 'Tja,' zei de schipper. 'Ik reed met de tranen in mijn ogen langs al die steden en door het prachtige land. Toen voelde ik mij voor honderd procent Fries!'
Dat was het enige moment dat Sippie deze mooie dag even sprakeloos was. Ze slikte en zei: 'Ik moet nu even stoppen. Hier word ik zelf emotioneel van!'
Ron Couwenhoven