friesjournaal logo

Wonen & Leven

Woning Caféwoning

Bouwjaar ± 1920

Adres Jeltewei 144 Hommerts

Bewoners Frits en Nadja Reen

HOMMERTS – Jarenlang was het voormalige café/cafetaria in Hommerts, ooit stamplaats van veehandelaren, een opvallende maar lelijke schakel in dit lintdorp tussen Sneek en Spannenburg. Vastgoedondernemer Frits Reen(65) was ook niet zo succesvol met de verhuur van het pand.

Daarom ging hij er zelf maar wonen, samen met zijn Russische vrouw Nadja. Hij knapte het prachtig op. Helemaal in zijn stijl en die van Nadja. Een stijl die het midden houdt tussen kunst en kitsch. 

‘Bouwen is mijn lust en mijn leven,’ zegt Frits. Dat is te zien. Hij stripte het pand, maakte het strak, verbouwde tot de laatste millimeter het interieur, breidde uit met een romantische aanbouw en zelfs het schuurtje dat hij van de buren gratis overnam werd omgetoverd tot een soort Winkel van Sinkel met allerlei snuisterijen, schildjes en relikwieën. In de hoek staat een bed waar hij een middagdutje kan doen.

Frits: ‘Ik ben een Malle Pietje.’ (naar de grappige lompenboer in de vroegere tv-serie Swiebertje).

Het huis valt bij voorbijtrekkende weggebruikers op door de beelden op het balkon die door veel andere mensen in een tuin zouden zijn geplaatst, doch niet Frits, die zet ze gewoon op het dak. Hij heeft wat met decoraties. Een voormalig hotel van hem in Sneek werd ook op die manier versierd. Tussen de beelden staat een kanon. 

‘Als ik jarig ben schiet ik het af,’ lacht Frits, wijzend op het weidse uitzicht over de grazige landerijen. Het stukje platdak heeft hij bekleed met kunstgras: ‘Dat komt uit het Cambuurstadion waar ze een nieuwe mat hebben neergelegd.’ Weer volgt een bulderende lach.

Hij heeft schik in het leven en hij is een man van het volk. Als hij ter onderbreking van deze reportage in zijn sloep een vaartochtje maakt steekt hij niet achteloos een handje op naar andere schippers maar groet hij hen met een joviaal, uitbundig handopsteken: ‘Vijftig procent van de mensen kent mij.’

Frits heeft gewoond in Sneek, in Loënga en in Oppenhuizen. In laatstgenoemd dorp bewoonde hij een zelfgecreëerd landgoed. Ook toen niet zonder opsmuk. Door de gedraaid gemetselde schoorstenen werd dit kasteel ‘de wokkelwoning’ genoemd. De ambtenaren van de vroegere gemeente Wymbritseradiel krijgen er nog buikpijn van.

‘Ik dacht: hier eindig ik, maar het liep anders,’ aldus Frits. De verkoop leverde flink wat geld op. Alle centen moest Frits inleveren. Hij was letterlijk steenrijk, heeft omzetten van een ton per dag beleefd, maar door een scheiding, de dwangsommen van de ongenadige gemeente, riskante avonturen in het onroerend goed, een geschil met een compagnon, een faillissement van een hotel en fiscale claims raakte hij ridder te voet.

‘Ik werd van krantenjongen tot miljonair en van miljonair ben ik weer krantenjongen geworden,’ grijnst Frits, die zijn levenslust niet verloor en vol op karakter doorging.

‘Ik ga liever dood dan dat ik mensen niet betaal. Dat weten ze. Mensen die zaken met mij hebben gedaan en die van mij huren, kennen mij. Die steken hun handen voor mij in het vuur.’

Met Frits Reen leek het lange tijd niet op te kunnen. In 1999 publiceerde de Leeuwarder Courant een paginagroot interview met deze ‘bouwcowboy’ zoals hij werd genoemd en dat beeld versterkte Frits zelf door te poseren op zijn Harley voor de woning en met een dikke sigaar (een echte Cubaan) in zijn mondhoek. Het deed hem besluiten geen interviews meer te geven want het stuk wekte afgunst.

Niet terecht want Frits was een selfmademan, iemand die met zijn poten in de klei staat en knoeperhard werkend zijn brood verdiende. Eerst in de lampjes, daarna in het ruige werk van de staalbouw (schroefassen en auto-uitlaten) en vanaf zijn 21ste in de horeca. Hij was de man die in Sneek aan de Wijde Noorderhorne het broodje shoarma populair maakte. In de hoek van zijn paar vierkante meters kleine zaak Mandarin stond hij tot diep in de nacht zwetend in de baklucht zijn snacks te bereiden. Tot zijn 37ste hield hij dat vol en vervolgens verhuurde hij de zaak. De centjes die hij verdiende stak hij in de toen lucratieve speelautomatenhandel en in horecapanden. Het familiebedrijf is voortgezet door zijn zonen Billy en Dennis. Frits is daar blij mee, is trots op hen: ‘Ze zijn opgegroeid in weelde, ik heb ze verwend, maar van alle slechte dingen die je kunt doen is dat het meest positieve, haha!’

De opgaande tijd hielp mee aan het vergaarde fortuin. 

‘Dat te bereiken was een hele toer, het te behouden in de moordende concurrentie een nog grotere toer,’ blikt Frits terug. Hij zag dat banken moeilijker deden over financieren. Frits ziet niet om in wrok, tegendeel: ‘Ik heb het leven ten volle geleefd, ik heb veel vrienden, mensen hebben vertrouwen in mij gehouden en ik heb een hoge gunfactor. Velen stonden klaar toen ik het zwaar had. Dát is pas rijkdom.’

In zijn toon voel je de emotie. Frits heeft wel wat van André Hazes, gooit zijn hele hebben en houwen in de strijd en net als de volkszanger is hij zwaar hartpatiënt. De helft van zijn hart is afgestorven: ‘Ik leef bij de dag. Meer dan de helft van mijn klasgenoten van vroeger is al weg, we worden niet allemaal tachtig.’      

In zijn woning met veel hoekjes waar hij zich beneden en boven kan terugtrekken, voelt hij zich fijn: ‘Ik heb dat altijd gekund; van een krot een genoeglijke plek maken. Ik heb eens gezegd: ik wil hier dood nog niet liggen, maar zie, wij wonen hier alweer langer dan twee jaar. Ik hoef niet in een villa te wonen, dat heb ik al gedaan.’

Hij houdt van knusheid: ‘Die anderhalve meter in de horeca gaat daarom niet werken.’

Frits is een mensenmens, iemand die van reuring houdt. Als motorduivels voorbijrijden op de drukke weg steken ze hun hand op naar de breed grijnzende Frits. 

‘Ik geef altijd gas bij, nooit gas terug,’ zegt de man die zich meer kunstenaar dan ondernemer voelt. ‘Ik zie het altijd mooier dan het is.’ Hij gelooft in de goedheid van de mens: ‘Wat je geeft krijg je terug.’ Zeuren over fouten of streken doet hij niet: ‘Die maak je zelf. Je bent er zelf bij, zeg ik altijd.’

Hij leeft nu zonder stress, vrij en blij. In zijn romantisch stulpje.  

Partners