WORKUM – Met de oprichting van een ‘Fiskklup’ (visclub), een mix van ambassadeurs en ondernemers, gooit het Jopie Huisman Museum een hengeltje uit. In de verwachting dat er zo nu en dan een sponsor aan de haak wordt geslagen. Sponsors staan jaarlijks elk voor € 5.000 garant voor een sluitende exploitatie. ‘Wij moeten het namelijk zonder subsidies stellen en we kampen met licht dalende bezoekersaantallen, hoewel we met 50.000 kijkers nog wel het best bezochte museum van Friesland zijn. We willen de dingen blijven doen die wij van belang achten, maar ook de zekerheid hebben dat we met droge voeten de overkant van de sloot halen,’ aldus museumvoorzitter Riemer van der Velde, die het initiatief nam. Gevist wordt er niet. De naam is puur associatief en verwijst tevens naar Jopie, die een verwoed visser was. Alhoewel, meer stroper dan visser want Jopie peurde ‘s nachts illegaal op paling. Riemer is trouwens ook een fervent visser.
In plaats van zelf te vissen zijn de leden het aas voor potentiële sponsors. Riemer heeft al een mooie groep ambassadeurs weten te strikken. Als erevoorzitter van sc Heerenveen hengelde hij vooral in de vijver van het voetbal: Guus Hiddink, Foppe de Haan, Ron Jans en Frits Barend. Maar ook Rients Gratama, Syb van der Ploeg, Hans Wiegel, Lense Koopmans en Freek de Jonge traden toe tot dit illuster gezelschap.
Zij zorgen voor een kruisbestuiving met sponsors, onder wie bekende ondernemers als Romke Kooyenga (detacheringen bij overheden). Wiegel is pas als adviseur aangetreden), Jan Smit (deurwaarder), Hans van den Brug (VW, Audi, Skoda, Seat), Joop Akkerman (Rentex Floron), Jan Lucas Oldenburger (recycling), Jelco van der Wiel (Huisman Transport), Bert Peters (Link IT), Egon Diekstra (Hamilton Bright), Hubertha Buitenhuis (zij ontlast mensen van onnodige ballast) en Bert Roman (Rabobank Sneek/ZuidwestFriesland). Ook de drieduizend leden tellende Vriendenkring van het museum, onder voorzitterschap van Betske Salverda, is lid.
Op de oprichtingsavond werd Freek de Jonge uitgeroepen tot eerste voorzitter. Hij kreeg van Pepy Huisman, de oudste zoon van Jopie, een oude ratel uit de snuisterijennalatenschap van zijn vader. Een toepasselijk relikwie waarmee Freek, die met doorratelen de kost kan verdienen, de leden tot de orde kan roepen. Op zijn beurt kreeg de jarige Pepy, volgens Freek de stille kracht van het museum, de biografie van Freek – een enorme pil – cadeau. Het museum kreeg gratis tien exemplaren van hem, wat een kleine 700 euro oplevert.
Over zijn vader zei Pepy treffend in visserslatijn: ‘Hij had een ‘fin mear as in bears’ – een vin meer dan een baars –, wat vrij vertaald betekent dat hij wat meer kon dan een ander.’
Vertellen is, zo sprak Pepy, etymologisch afgeleid van vertalen: ‘Wat hij zag beleefde hij en vertaalde hij door het te schilderen. Hij was een filosofische, charismatische man die wat oude rommel bij elkaar zocht en dat kon transformeren tot een prachtig beeld. Jopie zag waarde in spullen waar geen mens om gaf. Neem deze ratel. Die is ooit van een vuilnisman geweest. Omdat het ding kapot was nam hij hem mee naar huis en zo is hij eens in handen van mijn vader gekomen. Doordat het stuk was werd het bewaard. Veelzeggend.’
Het Jopie Huisman Museum werd 25 jaar geleden opgericht naar aanleiding van Jopie’s hartproblemen en de nooit opgehelderde diefstal van drie schilderijen. De collectie van de furore makende lompenboer en oud ijzerkoopman, die vanaf de jaren zestig geen werk verkocht, moest voor de toekomst en het publiek worden bewaard. In 1986 was het zover: het museum in het Sleeswijckhuys (aan de overkant van de huidige locatie) werd geopend door Freek de Jonge. Pepy: ‘Het was een heksenketel destijds. Meer dan 160.000 bezoekers liepen in het eerste jaar de deur plat.’
Freek luidde zijn maidenspeech in met het herdenken van de recent overleden Harry ‘Cuby’ Muskee, die als een van de leden de start van de visclub dus niet haalde: ‘Harry was een man in wie wij Jopie herkennen. Jopie hield van de blues en hij kon met zijn mondharmonica de blues ook spelen.’
Daarna liet Freek de aanwezige leden de revue passeren. Aan Lense Koopmans (president-commissaris Rabobank) vroeg hij: ‘Wie is de bestuursvoorzitter van de bank?’, waarop een verbouwereerde Lense antwoordde: ‘Piet Moerland.’ ‘Wel, stelde Freek, dat weet echt niet elke commissaris, hoor. Ik weet van Ajax…’ Een lachsalvo volgde. Syb van der Ploeg heeft Rembrandt geschilderd. Hij liet Freek weten nog steeds beter te kunnen behangen dan te schilderen. Van Jopie is Syb een fan: ‘Jopie was een anarchist en ik voel me verwant aan hem.’ Rients Gratama, door Freek aangekondigd als ‘de grand old man van het Friese cabaret’, antwoordde op de vraag wat hij met Jopie heeft: ‘Elke Fries heeft wat met elke andere Fries. Als Orlando Yntema, zoon van een Leeuwarder vader en een Dominicaanse moeder het Nederlands honkbalteam naar de wereldtitel werpt, is een halve Fries meteen een hele Fries.’
Riemer van der Velde genoot van de eerste bijeenkomst: ‘Wij wilden leven in de brouwerij brengen. Nou, dat is gelukt. Dit was een mooie aftrap. In het kielzog van de visclub groeit ons ondernemersatelier, dat al ruim 120 leden telt. Ons museum heeft een steviger basis gekregen.’