friesjournaal logo

Nico Douma

Bijnamen, in elk dorp had bijna iedereen er wel een omdat iedereen ook iedereen kende. Een stad als Dokkum wordt al te groot voor ons kent ons en dus ook voor bijnamen. Vroeger schaamde men zich niet voor ‘bodyshaming’. Iemand ‘Dikke Doet’, ‘Skele Mary’ of ‘Speknekkie’ noemen was geen schelden, je wist gewoon niet beter. Vaak was men niet eens op de hoogte van de echte naam. Sommigen kregen een volzin als bijnaam, zoals boekhouder Cor Brink: ‘Ut hondsje mut poepe’. Of zoals de familie Glas werd genoemd: Famylje fan de Ferenugde Naties. Moeke kreeg een kind van een Duitser en de dochter een van een Canadees…

Al in de 17de eeuw werden bijnamen opgetekend door geschiedschrijver Simon Gabbes Abbema.

Nico Douma van Ut Genoatskap foar ut gebrúk fan ut Dokkumers (opgericht in 2018) heeft alle Dokkumer bijnamen in een bestand opgenomen. Er staan 1158 namen in! Hij hanteert een A-lijst (van mensen die niet meer leven en die je de naam niet meer kunt nadragen) en een B-lijst van mensen die je nu nog op straat kunt tegenkomt en die hun bijnaam niet vleiend vinden. Die wil je natuurlijk niet tegen het hoofd stoten.

De bijnamen zijn veelal in het Dokkumers, een stadsdialect zoals de meeste Friese steden die hebben (Leeuwarden, Franeker, Harlingen, Sneek, Hindeloopen). Deze stadstalen lijken op elkaar maar er zijn wel degelijk verschillen.

Nico: ‘Wij hebben contact met de Afûk gezocht om het Dokkumers te definiëren.’

Zijn project levert mooie anekdotes op. Zo werd schipper Spaanstra ‘de Watertreder’ genoemd omdat hij eens de kerk verliet waar hij dominee over een over water lopende Jezus had gehoord, en dacht dat hij dat ook wel kon op het Kleindiep waar zijn schip lag…

Hotelier Albertus Bos van Het Wapen van Amsterdamheette Barbarrosse, melkboer Renze Damsma Ben Hur omdat hij op zijn melkwagen stond in plaats van zat, fietsmaker Jan Buwalda Jan Plak en paardenhandelaar Klaas Damsma Klaas Klots omdat hij de haren van zijn oudere paarden zwart verfde met Oost-Indische inkt.

Partners