friesjournaal logo

HAMILTON (Nieuw-Zeeland) – Aarden, als iemand een extra dimensie aan dit begrip heeft gegeven was het Melis van der Sluis wel. Op 3 februari overleed deze Friese keramist van wereldniveau. Hij werd 92 jaar.

In 1951 emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland. Melis moest er een nieuw bestaan opbouwen. Hij werd onderwijzer, maar op een gegeven moment kon hij leven van zijn keramiek. Melis raakte aan de rivier Waikato even vertrouwd met de Nieuw-Zeelandse klei als de Friese. De prachtige vormgeving en de diepe kleuren van zijn werk laten zien hoe sterk hij is geworteld in zijn nieuwe heitelân.

Altijd is echter de band met Friesland blijven bestaan. Zeker nadat hij hier voor het eerst exposeerde, in 1978 in De Lawei, is hij praktisch elke twee tot drie jaar op bezoek geweest. Om bij familie langs te gaan, maar ook om te exposeren. Vaste adres was vele jaren galerie De Roos van Tudor van Anita van Os aan de Eewal in Leeuwarden. Zijn vriend Hylke Speerstrawas daar meermalen bij. De schrijver zocht hem in het kader van het emigratieboek It Wrede Paradys op in Hamilton, de woonplaats van Melis en zijn vrouw Ruth.

In het Fries hebben Hylke en Melis dagenlang verhaald over Fryslân, de oorlog, de wederopbouw, het boerenleven, de strijd om het bestaan hier en in Nieuw-Zeeland, de ontdekkingen in het leven en de weemoed die soms opspeelt. Ze staan dicht bij elkaar.

‘De taal verbindt,’ zegt Melis. ‘Dat is toch heel speciaal, dat je met een klein taalgebied van dik een half miljoen mensen waarvan de helft het nog niet eens spreekt, je zo’n verbondenheid hebt van alle Friezen die over de wereld zijn uitgezworven. Wij vormen eigenlijk één grote familie. Het Fries is het waard om voor te vechten. Als ik in Fryslân ben voel ik me vanaf de eerste dag één met land en taal.’

Melis van der Sluis speelde in 1951 voor CAB in Bolsward, de stad waar hij opgroeide. Heit Abe, de oudste van zes kinderen, en mem Jeltje runden er een drankenhandel in het enige trapgevelhuis aan de Turfkade. Melis kon goed voetballen en kwam uit voor het Fries jeugdelftal. Het zou zijn laatste voetbaljaar in Friesland worden, want zijn ouders hadden het plan opgevat om te emigreren naar Nieuw-Zeeland. De zaak liep niet denderend en ze zagen hier geen toekomst meer. Nederland wilde bovendien mensen lozen want de regering betaalde graag de helft van de reis naar een nieuwe bestemming.

Ridiculous,’ zegt Melis hoofdschuddend over dat beleid. ‘Je zou verwachten dat je mensen nodig hebt om het land na de oorlog weer op te bouwen. Vijf, zes jaar later kwamen de eerste Turken naar Nederland.’

Abe ging niet in op het aanbod van vergoeden. Het was zijn eer te na.

‘Men had niet in de gaten hoe ingrijpend het is wanneer je besluit te emigreren. Je laat een belangrijk deel van jouw culturele opvoeding achter,’ zo begrijpt Melis zijn vader.

Wegbereider

Er was echter een probleem bij de plannen: voordat het gezin werd toegelaten moest iemand de Engelse taal beheersen, moest er onderdak zijn gevonden en moesten de kinderen een baan hebben. Er was een oplossing: Melis, toen 20, reisde het gezin vooruit om de weg in het nieuwe land te bereiden. Dan wil ik mee, zei zus Gretha (19). December 1951 stapten de twee aan boord van de M.S. Sibajak. Op 2 februari 1952 kwamen ze aan in Wellington. 

‘Wij liepen over de kade en we wisten niet waar we naar toe moesten. We kozen voor het Noordereiland omdat het daar warmer is. Onderweg in de trein vroegen we wat een leuke provinciestad was en toen kregen we te horen: Hamilton. Een stad die toen 30.000 inwoners had en nu 150.000. We zijn met Hamilton meegegroeid,’ vertelt Melis. Hij ging werken op een limonadefabriek en daarnaast bezocht hij net als in Nederland de kweekschool, terwijl Gretha als coupeuse aan de slag ging en stoffen verkocht in een kledingzaak. Zo konden ze in hun bestaan voorzien. In zijn derde jaar leerde Melis de frêle Deense Ruth kennen. Zij kwam van Odense. De twee kregen verkering. Inmiddels was de rest van het gezin Van der Sluis ook gearriveerd: heit, mem en de drie jongere kinderen Atze (Archie), Jan (John) en Sjoerdje(Shirley).

Heimwee hadden Melis en Ruth niet: ‘Je bent druk bezig om wat op te bouwen, je hebt elkaar en omdat we jong waren konden we het aan.’ In 1958 gingen ze trouwen. Omdat ze nieuwsgierig waren naar elkaars roots vertrokken ze naar Europa en bezochten ze Bolsward en Odense. Wat tegenviel was dat Melis in Nederland niet aan de bak kon als onderwijzer.

‘Ze wilden me niet eens hebben,’ herinnert hij zich. Een jaar hebben ze in Londen gewoond. Daar vond Melis wel emplooi. Daarna keerden ze terug naar Nieuw-Zeeland.

Melis: ‘Het is een verrekt mooi land; een aantrekkelijk klimaat, mooie stranden, er hangt een relaxte sfeer en je hebt er altijd een heerlijk outdoor live. Het is achtmaal zo groot als Nederland en er wonen nog geen drie miljoen mensen. Bovendien waren we welkom en nodig. Dat maakt het leven aangenaam. Nee, het paradijs was hier niet wreed. Toch moet je nooit de impact van een emigratie onderschatten. Je verlaat je familie, je vertrouwde omgeving en je zit aan de andere kant van de wereld. Een afstand die vroeger nog verder voelde dan nu. Heit tekende in zijn dagboek op, toen hij op de boot het schroefwater tot aan de kim zag: Hier is geen ontkomen meer aan. Hylke kon zich goed inleven in ons. Gelukkig komt Ruth ook uit een emigrantengezin. Dat schiep meteen een band.’

Pottenbakker

Kunst was altijd al het beste vak van Melis, tekenen, schilderen. In Nieuw-Zeeland kwam er een nieuwe kunstvorm bij: Melis werd pottenbakker.  

‘Ik kon alles van mij zelf daarin kwijt. Keramiek maken doe je niet alleen met je hoofd, maar met je hele hebben en houwen. Het is een fysieke, ambachtelijke kunstvorm die je met je handen uitoefent. Je hebt in Nieuw-Zeeland een andere bodem dan in Fryslân, andere grondsoorten die onder invloed staan van aardbevingen. Het is hier vulkanisch en de lagen zijn hier niet horizontaal, maar golvend. Fascinerend. De kleuren zijn van een grotere verscheidenheid en apart; pastelachtig en toch krachtig. Ik laat wat de natuur heeft gecreëerd in zijn waarde.’

Zijn stijl verschilt van die van Nieuw-Zeelandse collega’s, opmerkelijk genoeg.

‘Mijn smaak is anders. Ik ben meer op beauty gericht terwijl Japanse invloeden het werk van Nieuw-Zeelanders kenmerken.’

Melis maakte naam als keramist. Na vijftien jaar aan school te hebben gestaan werd hij fulltime potter. Zijn The Van der Sluis Pottery Studio is befaamd. Door kunsthistorici wordt Melis als keramist van wereldformaat beschouwd. Overal kreeg hij tal van onderscheidingen. 

Ruth werd na haar onderwijsloopbaan een jobhopper en ze werkte laatstelijk als makelaar. De twee hebben het altijd goed gehad.

Ze kregen twee kinderen: Karen en Eric. Integratie duurt slechts één generatie, kwamen ze achter. Toen ze samen met de kinderen in Friesland en Denemarken plaatsen van hun wortels bezochten, raakte het geduld van Karen en Eric gauw op. Ze wilden naar Londen, het centrum van het Brits Gemenebest, waartoe Nieuw-Zeeland behoort.

‘Even waren Ruth en ik sprakeloos. Maar we wisten toen zeker: ze hadden wortel geschoten in Nieuw-Zeeland.’

Dekselpot

Dertien jaar geleden hebben ze Karen verloren. Ze stierf door kanker, 48 jaar jong. Een groot verdriet. Karen was ook een begaafd keramist. Op de tentoonstelling in Leeuwarden werd plotseling de aandacht op haar gevestigd. Gerry Reidinga had een porseleinen dekselpot van mooi glazuur in haar handen.

Melis: ‘Ik zag het direct, gemaakt door Karen. Ze verkocht het op onze eerste familie-expositie in Drachten.’

Gerry deed de pot cadeau aan Melis en Ruth. Een bijzonder en emotioneel moment. 

Over zijn werk vertelt Melis dat de grondlagen vergelijkbaar zijn met de tijdlagen van je leven: ‘De onderste laag is de fundering. Die moet je niet bedekken. Nee, je moet erop bouwen! De Friese laag is dan ook de belangrijkste in mijn leven geweest. Al ben ik nu al zo lang in Nieuw-Zeeland, je bent altijd en overal een Fries.’

In 2018, in het jaar dat Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa was, keerden ze voor de laatste maal naar It Heitelân terug.

Partners