ACHLUM – De beste sporter hoeft niet altijd de meeste prijzen te winnen. Zo was het met Johannes Brandsma die op 31 maart op 65-jarige leeftijd overleed. Hij was een even flamboyante als legendarische topkaatser die iedereen betoverde: de jeugd, de kenners, de feestvierders en de vrouwen. Brandsma, bekend als De Brand (een geuzennaam die past bij onaangepaste exoten in een metier), won viermaal de PC zonder tot koning te zijn verkozen. Een karige oogst in relatie tot zijn talent. Dat hij de koningstitel nooit won mag bijna een schande worden genoemd. In 1988 sloeg de voorinse alle ballen boven. De Voorstraat lag bij wijze van spreken bezaaid. Maar van het partuur waar ook Peter Rinia deel van uitmaakte, kreeg achterinse Tunno Schurer van de commissie, waarin diens vader Bart zat, de meeste koningspunten omdat hij zo ‘tactisch en collectief’ had gespeeld. Tegen zijn natuur in deed De Brand zijn beklag. Hij vermoedde dat hij was gestraft voor zijn grote bek en uitbundige levensstijl, maar slechts weinigen zagen het kleine hartje en de zorgelijke inborst. Achteraf speet het hem niet omdat het ‘een verhaal’ was geworden zoals Gerben Okkinga zijn bekendheid dankt aan het feit dat hij ondanks zijn grote kwaliteiten nooit een PC won.
‘Een koning zonder kroon, dat zei men,’ aldus Johannes in een interview in 1997.
Hij maakte in 1976 zijn debuut op het hoogste niveau. Al een jaar later brak hij door. Het partuur met Brandsma, Jarich van der Veen en Reinder Triemstra won dat seizoen alles, behalve de PC. Niettemin zat Triemstra maar te kankeren op zijn jongere teamgenoot, die een jaar later overstapte naar een nieuw onverslaanbaar partuur met Sake Saakstra(6 PC-titels) en Piet Jetze Faber (8 PC-titels). Het allround toptrio bracht totaalkaatsen op de mat.
Brandsma kaatste in een periode dat het kaatsen minstens twintig toppers telde; van Klaas en Wiebren van Wieren, Durk Talsma en Tamme Velstra tot Coos Veltman, Rinse Bleeker, Erik Seerden en Joop Bierma, om er maar een paar te noemen. In zijn tijd werd het kaatsen professioneler en een hoger niveau is er nooit meer geweest, hoewel sommigen zich in de feesttent ook danig manifesteerden. De Brand stookte er een paar pakjes zware shag per week doorheen en het bier vloeide rijkelijk. In alle dorpen was hij de gevierde man.
Hij won zes keer het jaarklassement (1980, 1981, 1982 – in dit jaar won hij ook de Friese Sportprijs – 1983, 1987 en 1989. In 1982 behaalde hij 98 punten, een record dat nooit meer gebroken zal worden. Als hij niet vijf jaar verdeeld over twee periodes in België in het jeu de pelote was uitgekomen, was niet Faber aanvoerder van het klassement aller tijden, maar ongetwijfeld Brandsma. De beste ooit, gaf ook Faber toe.
Rimpelloos verliep zijn sportleven niet. Brandsma had twee aanvaringen met de bond. De eerste keer in 1980 toen hij als achterinse van positie wilde verwisselen voor een plek voor in het perk. De technische commissie legde het verzoek naast zich neer. Een spelersstaking dreigde zelfs. De tweede botsing tussen het enfant terrible en de KNKB gebeurde in 1990. Drie kwesties speelden toen: Brandsma had zich ongeoorloofd laten sponsoren, hij zou voorzitter Johannes Westra hebben beledigd en hij weigerde zijn kaatswant af te staan voor controle. De bond schorste hem voor vijftien wedstrijden. Een straf die werd omgezet naar vier. Was dat niet gebeurd, dan had Brandsma de brief die hij in zijn broekzak had aan het bestuur overhandigd: een opzegging van zijn lidmaatschap. Gek genoeg stond hij later als wantenmaker parttime op de loonlijst van de KNKB en was hij een poosje bondscoach.
Opzienbarend waren zijn jaren in Franstalig België. In Wallonië, waar ze de Bourgondiër in hem ontdekten, was hij als een grootvorst onthaald. Hij speelde er in de periodes 1985-1986 en van 1991 tot 1994. Het geld beurde hij op de hand, soms uitbetaald in een wc naast een frietkot. Het geld was goed. Naar eigen zeggen hield hij er een huis aan over. Maar het ging er weer doorheen. De Brand stierf in een bejaardenwoninkje in Achlum, nog niet eens aan de AOW toekomend.
Drie Janny’s
De Brand lag goed bij de vrouwen en trouwde met een mooie donkere (Janny) met wie hij dochter Bianca en zoon Ivan kreeg. Na vijfentwintig jaar liep het huwelijk stuk. Zonder dat hij het in de gaten had waren ze uit elkaar gegroeid. De scheiding ging hem niet in de kouwe kleren zitten. Hij raakte in een zware depressie, stond een paar keer voor de spoorwegovergang maar de gedachte aan zijn kinderen weerhield hem van de laatste stap.
Hij kwam erachter dat een depressie ernstig is: ‘Ik dacht dat het aanstellerij was, maar het is niet best. Ik vond mensen die zichzelf tekortdeden laf, maar wat moeten zulken een lef hebben. Laf, lef, het is maar een lettertje verschil,’ zei De Brand in een afscheidsinterview.
Nadien kwam een nieuwe Janny.
‘Maar we leefden alsof we achttien waren, dus dat ging niet goed,’ zei hij in 2020 in het Fries Journaal. Wéér diende zich een Janny aan. Driemaal leek scheepsrecht te zijn maar De Brand had wat van zijn oude glans en grandeur verloren. Ook deze relatie liep spaak: ‘Toen ben ik maar met de vrouwen gestopt.’
De Brand had ook letterlijk wat minder oog voor vrouwen. Na België verminderde zijn gezichtsvermogen doordat het netvlies in zijn rechteroog losraakte. Het linkeroog leek ook door een ontsteking slecht te worden maar gelukkig herstelde zich dat vanzelf. Wel wisselde De Brand voortdurend van bril voor lezen, veraf, dichtbij en zelfs bij winterlicht.
Johannes Brandsma ging het kalmer aan doen. Hypnotiseur Joop Fenstra hielp hem van het roken af (‘Voor honderd euro, ik mocht zo vaak langskomen als ik wilde, maar één sessie was genoeg, wonderlijk, die Joop is een aparte’), en de drank liet hij staan. Bij de gemeente Harlingen kon hij vanaf 2017 aan de slag als bode en sporthalbeheerder.
Op 13 februari kreeg hij het bericht dat de oorzaak van zijn moeheid tumoren waren in zijn darmen, longen en lever. Ruim zes weken later was het spel voor hem uit na een leven ‘met alles aan de hang’, zoals een matchpoint met een volle telegraaf wordt genoemd.