WOUDSEND – Al een kwart eeuw wist Ype van der Meulen dat hij ooit, in het millenniumjaar 2000, skûtsjeschipper zou worden, en bijna 40 jaar wist hij wanneer aan dat schipperschap een einde zou komen. Dat einde nadert, want op de slotdag in Sneek 2012 zeilt hij zijn laatste race. Nota bene in het seizoen dat het familieskûtsje ‘Klaas van der Meulen’ 100 jaar bestaat.
Deze samenloop van omstandigheden heeft een dramatische achtergrond. In 1973, op zaterdag 7 juli, stierf Ype’s heit Klaas van der Meulen in het harnas. Tijdens de race in een dikke storm op de woelige baren van het schuimende IJsselmeer bij Stavoren wordt hij getroffen door een hartaanval en valt hij achterover overboord. Zoon Teake springt hem na en houdt het hoofd van zijn vader boven water. In de dikke golven kan het skûtsje niet snel naderbij komen. Door een snel toe gevaren sleepboot wordt de 66-jarige matjedor uit het water gevist en aan boord gehesen. Hulp mocht niet meer baten. De SKS verloor een van de aartsvaders.
Wie hem moest opvolgen, was nu de vraag. Klaas had drie zonen: Keimpe (overleden in 2008), Teake en Ype. In zijn geest moesten ze alle drie de gelegenheid krijgen. Er werd gerekend met de leeftijden. Keimpe was zestien jaar ouder dan Teake, die op zijn beurt vijf jaar ouder is dan Ype. Er werd bepaald dat de broers elk dertien jaar schipper zouden zijn. De volgende generatie zou dan ervaren genoeg zijn om het roer over te nemen. Zo geschiedde. We zijn nu 39 jaar verder.
Bijzondere positie
De familie Van der Meulen neemt een bijzondere positie in bij de SKS. Men is eigenaar van het skûtsje maar zeilt ermee voor Woudsend. De Woudsenders voelen het ook als ‘hun’ skûtsje. Wint Van der Meulen, dan wint Woudsend.
‘Wij een commissie boven ons? Dat werd niks! Binnen de kortste keren zouden we ruzie hebben,’ zegt Ype, de meest extraverte van de drie, over deze ‘luxe positie’.
‘Siete Meeter had hetzelfde. Die wilde ook eigen baas blijven. Oude Ulbe Zwaga had het ook graag gewild. Hij was best wat jaloers op heit dat hij in 1964 een skûtsje voor zichzelf kocht en onder eigen licentie meedeed aan de kampioenschappen,’ vervolgt Ype.
Tussen schippers en eigenwijze eigenarencommissies heeft het lang niet altijd geboterd in skûtsjeskringen. Schippers waren gewend hun eigen boontjes te doppen en zeker niet naar de pijpen van anderen te dansen.
Schippers waren toen anders dan tegenwoordig. Het waren oplopende karakters: balsturig, fanatiek en elkaar ongezouten de waarheid opzeggend. De kost verdienen was ook een wedstrijd. Ze groeiden op met competitiegeest. Zonodig werd er wel eens een klap uitgedeeld of er sneefde meubilair in oplaaiende vetes. Ype heeft het als jongen allemaal nog meegemaakt.
‘Maar toch was er onderling respect. Het was ook een hechte wereld waarin iedereen elkaar kende en waarin door trouwerijen vele familiaire kruisverbanden bestonden en nóg bestaan,’ aldus Ype, die duidelijk de genen van zijn heit heeft.
‘Als ik onrecht zie kan ik duivels worden,’ zegt hij veelbetekenend.
In zijn hoedanigheid van bestuurslid van de SKS lijkt een snelle zelfontbranding een lastige eigenschap, beseft ook Ype.
‘Hou het er maar op dat ik vijftig weken van het jaar bestuurslid ben. Op die twee weken zeilen na,’ lacht Ype, hoewel hij dit jaar door het uitvallen van de met gezondheidsklachten kampende voorzitter Peter de Jong tijdens het kampioenschap wat nadrukkelijker betrokken is dan voorgaande jaren.
Keimpe werd eenmaal kampioen (in 1985) en Teake tweemaal (in 1989 en 1991). Steekt het Ype dat hij zonder kampioenswimpel lijkt te eindigen?
Ype: ‘Je moet realistisch zijn. In de periode 1982-1991 hadden we altijd een goed tuig en zeilden we steevast in de top. Je moest weten hoe je met katoenen doek moest zeilen. We hadden één grootzeil en daar waren we heel zuinig op. Het was geschikt voor een briesje van twee tot vier. Later hebben we jarenlang gepruts gehad met de tuigage en we moesten wennen aan dacron, maar het spijt me niet dat de SKS voor dit materiaal gekozen heeft. Katoen was financieel niet op te brengen.’
Klein budget
Ype zag de afgelopen jaren de professionalisering in het skûtsjesilen toenemen. De Van der Meulens kunnen wat dat betreft nauwelijks meegaan. Door de zakelijke beslommeringen, de familie bestiert een bagger- en kraanbedrijf, hebben ze niet de tijd die veel anderen wel hebben, zoals Douwe Visser van Sneek en Gerhard Pietersma van Earnewâld. Bovendien werkt men met een klein budget van € 7.000 per jaar.
‘Verder rooien we het door zelfwerkzaamheid. Het verlengen van het schip deden we zelf en dat geldt ook voor het onderhoud en het werk aan het onderwaterschip,’ verklaart Ype, die net als heit op jonge leeftijd voor de leeuwen werd gegooid. Oerpake Keimpe bond zoon Klaas vast op het skûtsje zodat hij niet overboord kon slaan. Zo ver ging Klaas niet met Ype, maar het scheelde niet alles.
‘Heit was geen docerende man. Hij dacht dat wij het wel konden, dat we natuurtalenten waren. Eén ding, en dat is essentieel, heb ik van hem geleerd: als je iets doet, moet je het in je gedachten al hebben gedaan,’ vertelt Ype.
Veel tijd was Ype niet gegund om lessen van zijn vader te leren. Teake en hij waren nakomertjes.
‘Laat ik zeggen dat heit en mem een poosje gepauzeerd hebben. Daardoor groeide ik op bij mijn zus Immie en haar man Jotje Zwaan. Immie, die in juni overleed, heeft mij opgevoed. Hun kinderen, die maar enkele jaren jonger zijn dan ik, stonden later dichter bij mij dan Keimpe en Immie.’
Teake stopt
Broer Teake is op het Salverda-skûtsje geboren, het schip waarmee heit Klaas namens Stavoren vier titels behaalde (in 1945, 1947, 1951 en 1954) en dat hij na de oorlog met een opdrukkertje voortstuwde. Het eerste wat hij en Ype leerden was varen, hoe je met een schip omgaat. Ze kunnen het als de beste. Van de huidige generatie schippers zijn er niet veel meer die de natuurlijke gave van het varen hebben. Zeilen wel, maar varen is toch wat anders.
Teake, deze zomer 65 jaar geworden, is onlangs met pensioen gegaan en dit jaar is zijn laatste op het skûtsje. Zijn kraan is inmiddels ontmanteld. Niemand die er mee kan en wil werken. Je moest hem namelijk met handen en voeten bedienen. Een kunstje dat alleen hij verstond.
‘We zijn de laatste der Mohikanen. Het is tijd voor een nieuwe generatie,’ concludeert Ype over de familie waarover dit jaar een boek is verschenen.
‘Om alles wat we hebben meegemaakt, hoe we in het leven stonden en hoe we over zaken denken gedocumenteerd te hebben en te bewaren voor het nageslacht.’
Vier kandidaten
Vier kandidaten staan klaar voor een nieuwe toekomst: Klaas (35) en Mark (33) van Ype, Teake Klaas (33) van Teake en Auke de Groot (32), kleinkind van Immie. Want het hoeft niet beslist een Van der Meulen te zijn om aan het helmhout te staan, als het maar een telg uit de familie is. Wie het wordt en hoe de koek wordt verdeeld, het is vooralsnog onbekend. Ype glimlacht. In de loop van dit jaar zal er witte rook boven Woudsend opstijgen. Over het beraad worden geen mededelingen gedaan. De familieband mag er niet onder lijden, dat staat voorop. Het hele achterdek wordt door de potentiële opvolgers bemand.
‘Dat levert een mooi plaatje op,’ zegt Ype.
———-
100 jaar Klaas van der Meulen
Klaas van der Meulen, geboren in 1907 en getrouwd met Willemke Salverda, zeilde vanaf de oprichting van de SKS in 1945 tot 1956 met het Salverda-skûtsje in de wedstrijden. Dit skûtsje was eigendom van zijn schoonvader Teake en vanaf 1946 van zijn zwager Cor Salverda, die het in 1955 verkocht. In 1956 en 1957 zeilt Klaas op ‘het boltsje’ (in Groningen gebouwd en niet een authentiek skûtsje) van Sneek. Een jaar later, in 1958, wordt in de Zuidwesthoek van Friesland een commissie opgericht om een skûtsje in de SKS-vloot te brengen. De keus valt op het Salverda-skûtsje en Klaas van der Meulen wordt schipper. In 1961 wordt de band verbroken en zit Klaas zonder wedstrijdskûtsje. In 1962 is hij bemanningslid bij Ulbe Zwaga. Een jaar later vraagt Lemmer hem en Klaas koopt voor de stichting het huidige Lemster skûtsje. De relatie met de commissie is broos en wordt al na twee kampioenschappen in 1963 en 1964 beëindigd. In Woudsend, waar Klaas inmiddels was komen te wonen, willen ze ook graag meedoen in de SKS en zo valt alles op zijn plaats. Klaas gaat naarstig op zoek naar een geschikt skûtsje. De zoektocht eindigt met een schip (Soli deo Gloria) dat op 31 januari 1912 bij Roorda (de Piip) in Drachten van de helling rolde en voor ƒ 2.975 was gebouwd voor Sjoerd Visser uit Langweer. Vandaar de eeuwviering van het Woudsender skûtsje. Van 1920 tot 1952 was het in eigendom van diens oomzegger Pieter Visser. Diens jongste zoon Jetze kon het voor ƒ 3.000 overnemen, maar hij had de centen niet. Het skûtsje werd verkocht aan baggerwerker Jelte Haringsma. Hij liet het schip ombouwen tot woonark. Klaas vindt het skûtsje in Kiesterzijl. Pas nadat hij voor eigenaar Hooimeijer een andere goed bevonden woonark op de kop weet te tikken kan de deal gesloten worden. Onderweg van Kiesterzijl naar Woudsend hebben de jongens Teake en Ype het woonschip gesloopt. Op 17 juli 1965 zeilt Klaas van der Meulen weer mee in de SKS, nog zonder W in het zeil maar hij weet dan al dat dit het zeilteken gaat worden. De W van Woudsend, niet van Willemke…