GROU – Tien jaar lang kwam Henk Postma in de Haagse politieke circuits op voor de belangen van de drie noordelijke provincies Fryslân, Groningen en Drenthe, verenigd in het SNN. Hij moest pleiten, sturen en kastanjes uit het vuur halen. De immer goed gesoigneerde Postma was er bij uitstek geschikt voor; diplomaat tot in zijn vezels, helder formulerend, dossierkennis, en, hoewel op de achtergrond blijvend, tóch nadrukkelijk aanwezig.
Waarom stop je? ‘In mei ben ik 64 geworden. Ik vond het welletjes. Dit is een intensieve job die je niet even tussen 8 en 5 doet. Het is een way of life die impact heeft op je privéleven. Je draait van dinsdag tot en met donderdag hetzelfde ritme van een kamerlid, en maandags en vrijdags komt daar het SNN-werk bij, plus nog de doordeweekse activiteiten in de regio en de vele vergaderingen in de avond. Ik wil wat meer balans.’
Hoe ben je erin gerold? ‘Ed Nijpels vroeg mij toen mijn voorganger met pensioen ging. Ik had nadat ik sociaal en maatschappelijk werk had gedaan en in de organisatie- en advieswereld had gezeten, vijf jaar grote projecten voor Fryslân gedaan. Zijn collega’s Hans Alders van Groningen en Relus ter Beek van Drenthe ondersteunden de voordracht. Het is een prachtbaan waarvoor je net als ik meer generalist dan specialist moet zijn.’
Wat moet een lobbyist kunnen? ‘Je moet goed contacten kunnen opbouwen en onderhouden. Je moet de politieke en bestuurlijke relevantie kennen en vertalen, want het gaat niet altijd om alle details. Je moet over een breed front feitelijke kennis hebben; van infrastructuur tot huislijk geweld. En je moet je boodschap en inzet, beknopt en helder, op één A-viertje kwijt kunnen. Meer lezen ze niet.’
Je krijgt, denk ik, niet zomaar je zin. ‘Nou, je kunt ver komen. Wat je vooral doet is beleidsbeïnvloeding. Zorgen dat je de ambities verzilvert door in nota’s elementen opgenomen te krijgen die in het noordelijk belang zijn.’
Tot wie richt jij je? ‘Tot iedereen. Van bewindslieden, ambtenaren en Kamerleden, en met name op de woordvoerders van onderwerpen, de portefeuillehouders.’
Als je Den Haag zo goed kent zal je in de provincie ook goede raad hebben voor je opdrachtgevers. ‘Klopt. De boodschap die ik meekrijg neem ik dikwijls door. Behalve lobbyist ben ik ook adviseur. Ik corrigeer daar waar ik dat nodig acht.’
Wat is een wijze les? ‘Een goede voorbereiding. De keuken moet op orde zijn, zeg ik weleens. En timing, dat is ontzettend belangrijk. Het onderwerp moet spelen. Anders heb je geen voedingsbodem voor je punt. Het politieke bedrijf is een snel bedrijf. Je moet snel kunnen schakelen als je daarin opereert. De politiek is heel reactief op wat in de media staat.’
Dat klinkt alsof de hype domineert. Dan had de Koningin een punt. ‘Dat ben ik met haar eens!’
Je werkt vanuit de periferie. Maakt dat het werk lastiger? ‘Zeker. Ik zit net als mijn Limburgse collega drie uur in de trein voordat ik in Den Haag ben. Maar dat is niet het enige. De landelijke dagbladen zijn regionale kranten voor de Randstad. Zo liggen de verhoudingen. En twee-derde van de Kamerleden komt uit de Randstad. Ik moet dubbel zo hard knokken.’
In tien jaar heb je vijf kabinetten meegemaakt. Ook dat zet je op achterstand. ‘Treurig natuurlijk. Zestig procent van de zetels muteert bij elke wisseling. De nieuwelingen moeten steeds weer inwerken en missen de historische achtergronden van de onderwerpen en vraagstukken. Dat is wat mij zorgen baart in dit land: de bestuurlijke stabiliteit neemt af.
Je vertegenwoordigt drie provincies. Zijn de belangen soms niet strijdig? ‘Valt mee. Ruimtelijk, in wegen, water en spoor, en economisch is er één visie, één lijn. Voor het overige is het behoorlijk afgebakend. Als ik een lobby voer voor het Fries, dan kan het even zo goed zijn dat ik opkom voor een streektaal als het Nedersaksisch.’
Wat is het grote succes in het afgelopen decennium? ‘Dat valt samen met de grootste tegenvaller: het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn. Maar we sleepten er gezamenlijk wel 2,6 miljard compensatiegeld uit.’
Wil je de Friezen nog wat meegeven? ‘Fryslân kan er scherper in. Groningers zijn feller en ze zijn erg actief, krijgen meer voor elkaar. De Friese houding moet veranderen.’
Tot slot: landsdeel of provincie? ‘Fryslân moet Fryslân blijven. Uiteraard.’