friesjournaal logo

Romke Kooyenga

DOKKUM – De Kooyenga Groep is uitgeroepen tot de beste overheidsdetacheerder en ontving een Nationale Business Award. Een kroon op het werk van oprichter/eigenaar/directeur Romke Kooyenga (1959), een van de succesvolste Friese entrepreneurs. Jarenlang stond hij in de Quote 500 van rijkste Nederlanders, maar hij is uit die lijst verdwenen.

Kooyenga haalt zijn schouders er over op: ‘Ik heb er juist altijd uit willen blijven. Mijn vermogen zit in mijn bedrijven. Ik heb een liquiditeitspositie van 97 procent.’

Wat waren jouw plannen toen je 18 was?
‘Ik had toen weinig ideeën en verwachtingen over mijn werk en leven. Mijn passie was altijd voetballen en dat deed ik tot voor kort, in een vriendenteam van Anjum. Wat ik wel wist was dat ik nooit het leven van mijn ouders wilde leven. Ze hadden twee supermarkten en ze waren altijd aan het werk. Wel hielp ik vaak mee en van heb ik geleerd dienstbaar te zijn, hoewel mijn ouders het overdreven. Kwam er ’s avonds nog een klant voor een fles 7-Up, deden zij de deur open. Ik wil nooit lastig worden gevallen als ik dat niet wil. Niemand heeft mijn mobiele nummer, alleen Silvana mijn vrouw. Het gezin telde vier kinderen; drie jongens en een meisje. Ik was een enfant terrible, werd van het gymnasium gestuurd. Wel heb ik m’n atheneumdiploma gehaald en daarna ben ik rechten gaan studeren. Ik voelde me echter niet thuis in het studentenwereldje. Ik kon goed leren maar ik kon niet tegen de sfeer van lanterfanten. Ik was bovendien een echte volksjongen. Tussen nuchtere Friese kerels, echte aanpakkers, voel ik me op mijn gemak. Daarom stopte ik met m’n studie en ging ik werken. Verschillende baantjes heb ik gehad zoals meubelsjouwer, bij de condens en als rondleider in It Fiskershúske in Paesens-Moddergat. Onderwijl was ik aan het solliciteren bij verzekeringsmaatschappij Ago, bij Brada Vlees en bij de Sociale Dienst in Leeuwarden, waar ik op tweetal stond. Doordat een jurist afhaakte werd ik aangenomen. Dat was op 1 maart 1980. Deze baan was mijn entree in de wereld van de overheid. M’n energie kon ik niet kwijt. Om vijf uur ’s middags had ik het gevoel dat ik nog niks had gedaan. Daarom ging ik een driejarige opleiding volgen voor middelbaar ambtenaar en daarna de opleiding voor hogere ambtenaar aan de Rasterhoffschool in Leeuwarden die ik niet in vier jaar maar in drie jaar afrondde. Ik zat in een klas met Klaas van den Berg die bij de Kamer van Koophandel werkte, de latere gemeentesecretaris Durk Leentjes en Tom van Mourik, de huidige burgemeester van Menameradiel. Wij hadden een goede klik met elkaar. Ik begon vervolgens het Adviesbureau Dokkum. Ik bleef ambtenaar en vroeg toestemming om ook zelfstandig ondernemer te zijn. Die toestemming kreeg ik. Apart was het wel, ja. Het ondernemersbloed heeft altijd in me gezeten. Ik maakte tijd voor de klussen die ik kreeg en omdat ik al op m’n drieëntwintigste was getrouwd en een gezin kreeg, kon ik de extra centen wel gebruiken. Ik was formeel geen jurist maar een juridisch adviseur. We voerden procedures in omgevingskwesties tegen onder anderen gemeenten, ook tegen Dongeradeel. Burgemeester Haye Sybesma kon mij wel schieten. Zaken waren bijvoorbeeld acties tegen windmolens en stankoverlast. Inhoudelijk was ik op het juridisch vlak niet de sterkste, daarin waren mijn collega’s beter, maar als het aankwam op deals was ik in mijn element. Ik ben eerlijk, duidelijk en oplossingsgericht. Die kwaliteiten kwamen me goed van pas. Het was een mooie tijd van pionieren waarin ik leerde problemen snel in kaart te brengen.’

Wat is er van terechtgekomen?
‘In 1988 verhuisde ik van het gemeentehuis van Leeuwarden naar Tytsjerksteradiel waar ik onder directeur E.B. de Boer (Eile Benedictus) van de Sociale Dienst beleidsmedewerker werd. Hij kende me van het voetbal. Als je werkt zoals je voetbalt kun je hier wel komen, zei De Boer, wiens baan mij werd aangeboden omdat hij wilde stoppen. Directeur Sociale Zaken was vroeger al mijn droombaan en ik ging de uitdaging aan. In hetzelfde jaar wilde een andere gemeente een duur bureau uit het westen inhuren om dossiers te toetsen. Waarom laten jullie dat mij niet doen?, vroeg ik, voordeliger en beter. Zo gezegd, zo gedaan. Ik deed de klus voor veertig gulden per uur en mijn kantoor was de zolderkamer. De ontwikkelingen in mijn leven gingen toen snel. Winschoten meldde zich. U heeft uw gemeente geholpen, wilt u dat ook voor ons gaan doen?, vroeg men. Inmiddels had ik mijn uurtarief opgeschroefd naar vijftig gulden en groeide ik in korte tijd van drie naar toen medewerkers Ongelooflijk dat zoiets toen kon: ambtenaar zijn in combinatie met het ondernemerschap. Voor Tytsjerksteradiel had ik in het kader van de nieuwe bijstandswet die in 1995 van kracht werd, inmiddels een reorganisatieplan opgesteld en mijn eigen positie weggesaneerd, waar het sectorhoofd niet blij mee was omdat hij voor zijn eigen baan vreesde. Dit wil ik niet, vertelde hij. Dat beviel mij niet. De volgende dag heb ik ontslag genomen en heb ik er als interim nog een half jaar doorgewerkt. Op 1 oktober 1994 is de Kooyenga Groep opgericht en zo was ik plots overheidsdetacheerder. De zaken liepen van meet af aan goed. Gemeenten moesten bezuinigen en waren huiverig om mensen in vaste dienst te nemen. Anderhalf jaar later had ik al honderd mensen aan de slag. Ik had een gat in de markt ontdekt en het geld lag op straat omdat ik zorgde voor besparingen en risicoverlaging bij mijn opdrachtgevers. Vanaf 2000 is het bedrijf, mede door mijn broer Harry die in 1998 in het bedrijf kwam, verder geprofessionaliseerd en beter georganiseerd en gestructureerd. We hadden net een prachtig nieuw pand in Dokkum betrokken. De activiteiten werden uitgebreid met afdelingen voor welzijn, onderwijs, ruimte en WMO, de wet maatschappelijke ondersteuning die mensen de mogelijkheid moet bieden met zorg op maat zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Jaarlijks groeide de omzet tot uiteindelijk twintig miljoen. Wij wisten het personeel vast te houden. Dat was belangrijk. Medewerkers vormen het kapitaal van je bedrijf. Op de top heb ik ruim vierhonderd mensen in dienst gehad. In 2008 verkocht ik voor twintig miljoen de tak beleid en interim aan Cannock Chase. Ze hadden er geen flauw benul van wat ze kochten. Een half jaar later gingen ze failliet en kocht ik het bedrijf voor drie ton terug. Maar zelf beleefde ik ook moeilijke tijden. Ik raakte in een scheiding, de crisis hakte er behoorlijk in en ik leed in 2011 en 2012 voor het eerst verlies. Toen ik een reorganisatie had doorgevoerd was ik van plan meer achter de schermen te opereren. Harry, die in 2005 directeur en minderheidsaandeelhouder was geworden, zou de frontman worden. Silvana, mijn nieuwe vrouw met wie ik twee kinderen kreeg, en ik gingen in België wonen. Niet vanuit fiscaal voordeel want dat geniet je pas als je er tien jaar woont, maar omdat ik een poos in de luwte wilde leven en het feit dat ik Vondel & Nassau managementconsultancy in Breda had overgenomen. Belasting betalen vind ik juist heel goed en ik zou me schamen voor een fiscale vlucht. Maar we keren te zijner tijd terug naar Friesland. Helaas gingen de wegen van Harry en mij scheiden. Er is daardoor een verkeerd beeld van mij geschapen. Ik zou de keiharde ondernemer zijn en Harry de zachtaardige manager. In wezen is het andersom. Maar goed, ik heb Harry, die gelukkig hersteld is van een ernstige ziekte, uitgekocht en nu is hij boven Jan. Dat is mooi voor hem. Minder mooi is dat hij zijn bureau HK Detachering als de Kooyenga Groep profileert en een gelijkende website heeft laten bouwen. Het lijkt een Abel en Kaïn-story. Spijtig dat we niet meer on speaking terms zijn, hij was als een zoon voor mij. In mijn werk ben ik heel adequaat. Ik beantwoord mails binnen vijf minuten. Alle ballast moet meteen buitenboord. Ik hou van een platte, slagvaardige organisatiestructuur, van een strakke planning en coördinatie en van een lage overhead. Door twaalf mensen worden mijn bedrijven aangestuurd. Hoe goed het ook gaat, toch voel ik me nog niet honderd procent serieus genomen. Ik vermoed dat mensen jaloers zijn, of mij een vreemde man vinden. Of dat het mij om het geld gaat. Maar dan kennen ze me niet. Geld interesseert me nog het minst. Wel heb ik bewijsdrang. Ik wil laten zien dat iedereen wat kan bereiken. Als jongen uit een krimpregio wist ik echter dat ik niet in mijn omgeving kon blijven hangen. Toch heb ik nooit mijn afkomst verloochend. Op het grote jubileumfeest in 2015 had ik veel gewone mensen uitgenodigd. Ik ben een van de grootste sponsors van de Profronde van Surhuisterveen om 25.000 mensen te laten genieten. Ik wil delen. Om die reden hebben Silvana en ik de Kooyenga Castro Foundation opgericht om kinderen die in armoede opgroeien te helpen. Ik heb tranen in mijn ogen als ik zie dat kinderen te kort komen.’

 

Partners