LEEUWARDEN/ROTTERDAM – Marijke Roskam (34) is een heel bezig bijtje. Ze is behalve station-voice bij BNR Nieuwsradio ook presentator, dagvoorzitter, debatleider, mediatrainer en communicatieadviseur en ze is hoofd communicatie van Floriade waar voormalig gedeputeerde Jannewietske de Vries de leiding heeft. Ze kan al die activiteiten verenigen omdat ze zelfstandige is. Marijke woont doordeweeks in Rotterdam met collega/nieuwslezer Walter Monster en diens zoontje van elf, terwijl ze weekends vaak naar Friesland afreist en in haar woning in Leeuwarden verblijft. Deze stoere Friezin met flair treedt in haar eigen woorden ‘met een flinke bak nuchterheid, humor en voor niks en niemand bang’ de wereld tegemoet.
Wat waren jouw plannen toen je 18 was?
‘De journalistiek en het presenteren zat er al vroeg in. Als meisje stond ik met een microfoon in de hand voor de spiegel. Toch heb ik lang gedacht dat ik later een baan in de zorg zou hebben. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. Zo zat ik in de redactie van de schoolkrant en de dorpskrant. Maar mijn geld verdienen met vragen stellen? Ik wist niet dat dat ook kon. Ik ben geboren in Den Helder waar mijn vader bij de marine zat. Later verhuisden wij naar Blauwhuis. Daar ben ik opgegroeid. Zonder vader. Hij ontmoette een Australische vrouw en ging scheiden van mijn moeder. Vervolgens vertrok hij, toen ik zeven was, voorgoed naar Australië. Hij heeft amper naar ons om gekeken. Af en toe belde hij, we maakten wat grapjes en dat was het. Om die reden ben ik er zo fel op dat gescheiden ouders hun kinderen blijven zien. Het enige positieve wat ik over mijn vader kan zeggen is dat ik zijn genen heb. Hij is in Australië journalist en radiomaker geworden. Als correspondent versloeg hij – Wabe Roskam – koninklijke bezoeken en sportevenementen als het Australian Open en de Olympische Spelen. Radio maken deed hij trouwens al bij de marine tijdens lange reizen. Vanaf de boot zond hij verzoekplatenprogramma’s uit. Die leken op de uitzendingen van Good Morning Vietnam. Luisteraars konden de groeten overbrengen. Nu heeft hij een eigen studio op King Island, een eiland bij Tasmanië zo groot als de provincie Utrecht. Wat hij doet heeft wel een link met wat ik wekelijks doe op KX Radio, het webradiostation van Rob Stenders. Beetje met knoppen en audio pielen, we houden er beide van. Wij hebben wel eens contact via Facebook, maar een gevoel bestaat er niet tussen ons. Mijn vader heeft meer verdriet om een aangereden hond dan om de scheiding van ons. Mijn moeder kreeg later een vriend, Fons. Hij is op zijn 54ste overleden door een herseninfarct, ik was 18. Zijn dood was weer een klap voor haar. Gelukkig is er later een nieuwe man in haar leven gekomen, toevallig weer een Fons. Met hem ben ik zo blij. Ik heb mijn moeder in mijn tienerjaren gesteund, ik voelde dat ze dat nodig had. Ze heeft geen gemakkelijk leven gehad. Zwanger op haar achttiende, een man die met de noorderzon vertrekt, de dood van haar stiefman en dan ook nog een schoonzoon die na de scheiding met mijn zus zelfmoord pleegt. Mijn jeugd was af en toe Spartaans met een strenge stiefvader, mag ik wel zeggen, maar mooi. Hij bedoelde alles goed en hield erg van de natuur. Ik kijk er nu met plezier op terug.
Opgroeien in een dorp heeft voordelen, vind ik. Jongeren mogen er meer. Ouders daar laten hun kinderen vrijer dan ouders in de stad. Je krijgt al jong verantwoordelijkheid. Bovendien gaat iedereen er met iedereen om. Of je nu de huisarts bent, de boer of de klauwverzorger. Een dorp is sociaal in balans. Het mienskipsgefoel beleef je juist daar.
Blauwhuis is een actief dorp en ik deed in alles mee. Ik deed mee aan volleybal, was vrijwilliger op de jongerenclub, leidde kinderkampen, zat bij het toneel en ik schreef kerstvoorstellingen op school. Schitterend, je leert er veel van. Na de middelbare school ben ik sociaalpedagogisch werk gaan studeren aan de Friese Poort in Sneek. Dat zorgende zat er in bij mij. Ik wilde mensen met een beperking helpen en ik kreeg een baan in een woonvorm in Sneek.’
Wat is er van terechtgekomen?
‘Tsja, ik wilde meer. Ik ben nieuwsgierig, gedreven. Het moment was aangebroken om buiten de provincie te gaan. Ik ging journalistiek studeren aan Windesheim in Zwolle. In Kampen zat ik op kamers. Mijn moeder moest huilen toen ik vertrok. “Dan moast wol stikjes skriuwe”, zei ze. Ze zag het niet direct gebeuren dat je daar werk in kon vinden. En we misten elkaar, want we woonden echt samen. Gelukkig heb ik die stap toch gezet. Ik had het nodig om m’n vleugels uit te slaan. Na mijn opleiding kreeg ik direct werk, bij Omrop Fryslân. Daar heb ik zes jaar gewerkt. Tussen de bedrijven door was ik debatleider voor de Provincie Friesland. Maar weer bekroop me het gevoel dat ik de wereld in moest trekken. Ik ging in 2008 als verslaggever werken voor BNN. Een mooie start. Ik had nog nooit in de trein naar de Randstad gezeten. Bij BNN zat ik tussen populaire, hippe types. Ik voelde me niet direct thuis in deze andere mediawereld maar kreeg allerlei kansen, ging aan de slag als dj en nachtjock bij 3FM en als reporter bij Radio 2. Daarna volgde Omroep Flevoland. Een vreemde stap misschien, maar ik wilde me breder ontwikkelen en bij die omroep kreeg ik de kans om te presenteren.
Naast het journalistieke werk heb ik altijd commerciële klussen gedaan, zoals mediatrainingen aan ceo’s en dagvoorzitter zijn op congressen en seminars. Ik vind dat gewoon kunnen. Ik wil niet in een hokje te stoppen zijn. Als men mij inhuurt wil dat nog niet zeggen dat ik his masters’ voice ben. Dat zeg ik ook altijd vooraf: ik doe mijn werk en ik stel de scherpe vragen die ik wil stellen. Vanuit een kritische geest. Maar deze houding vormt nooit een beletsel. Ceo’s zijn vaak verkeerd getraind. Het is alsof ze in een keurslijf van teflon zijn geperst. Ze zijn onnatuurlijk, durven geen weerwoord te geven. Ik leer ze ontspannen te zijn, mededeelzamer te worden en een vraaggesprek op te bouwen. Als dagvoorzitter ben ik constructief om alles aan de orde te laten komen wat belangrijk is.
Nee, een vaste baan is niks voor mij. Geen zekerheid? Ik redeneer juist omgekeerd. De grootste zekerheid is dat je lot in je eigen handen ligt. Ik kan immers geen baan verliezen, ik hoef niemand te vriend te houden. Een georganiseerd gezin en een baby lijken mij nou onzeker. Er kan van alles misgaan. Ik heb het gezien dat iemand er alleen voor staat. Ik wil meerdere ijzers in het vuur hebben, werk me de rambam. Ik verdien inderdaad goed. Een bedrag met drie nullen bij zulke sessies ja. Ik vind het oneerlijk als ik zie hoe hard iemand in de zorg daar voor moet werken. Drie keer per jaar geef ik een gage aan een goed doel. En ik support andere ondernemers met kleine geldbedragen, omdat ik weet hoe hard werken het is in het begin.
Trouwen lijkt me niet nodig en ik wens uiteindelijk toch ook geen kinderen. Ja, ik lijd misschien aan een syndroom dat elke man vreemd gaat, dood gaat of weggaat. Ik heb veel ellende om me heen gehad. In Walter heb ik trouwens een man waar ik van kan dromen. Hij houdt van huiselijkheid, strijkt m’n bloesjes, maakt geweldig eten. En hij blijft. We hebben het heel goed samen.
Ik ben geworden wat ik wilde worden, wat ik het liefste doe: interviewen en presenteren. Net als dat meisje voor de spiegel.’